GESCHIEDNIS VAN DE MAASTRICHTSE WIJNBOUW.

MAASTRICHT ALS WIJNGEBIED DOOR DE JAREN HEEN.

De wijncultuur rond Maastricht is geen recent verschijnsel in de historie van het Maasdal.

Op de plek waar in 1970 achthonderd wijnstokken werden aangeplant bij de Apostelhoeve, hadden in vroeger tijden ook al druiven gestaan. Vondsten uit de Romeinse tijd maken duidelijk dat het drinken van wijn in deze streken heel gewoon was.

Maar voor het eerste bewijs van een eigen inheemse wijncultuur moeten we wachten tot 871, wanneer een oorkonde ons attendeert op het bestaan van een wijngaard in Aken. Wijngaarden bij Ulestraten worden vermeld op 12 februari 968, als koningin Gerberga haar goederen rond Meerssen laat beschrijven.

In de periode tussen 1300-1500 was het Limburgse land – in het bijzonder de hellingen van de Maas, Geul- en Jekerdal, gul voorzien van wijnpercelen. In vergelijking met de geïmporteerde wijnen uit de dalen van de Rijn, Ahr en Moezel, was de inheemse wijn overigens van inferieure kwaliteit. Het was een zogenaamde koele wijn, bleekrood van kleur, die met kruiden, honing en bessen (wijnberen) op smaak werd gebracht en met de aantrekkelijke eigenschap, dat hij niet aan accijns onderhevig ( en dus goedkoop) was en vaak beter smaakte dan het putwater.

Tot in de 15 e eeuw kon de inlandse wijn nog concurreren met het gewone bier, maar toen dit door de toepassing van hop langer houdbaar en pittiger van smaak werd, begon de bloeitijd voor de brouwers en trokken de wijnbouwers in de concurrentieslag aan het kortste eind.

Een echte volksdrank zoals in Frankrijk is de wijn in Nederland nooit geweest.

Verder is uit die tijd bekend dat de wijnbouw bijzonder arbeidsintensief was, met hoge exploitatiekosten tot gevolg. Bovendien was de druiventeelt erg klimaatgevoelig. Strenge vorst kon de wijnstokken vernietigen en een nieuwe aanplant rendeerde eerst na 3 drie jaar. Zo beliepen de kosten van een 3,25 hectare grote wijngaard bij Valkenburg in de jaren 1439-1446 bijna viermaal zoveel als de opbrengst doordat vier van de acht oogsten mislukten.

Afgezien van de klimaatgevoeligheid speelde een aantal andere factoren in de neergang van de inheemse wijncultuur een rol.

  • Stijging van de graanprijzen, waardoor de akkerbouw financieel aantrekkelijker werd.
  • Verdere doorbraak van betere biersoorten, ten koste van de positie van de wijn op de afzetmarkt.
  • Inzet van een koudegolf (kleine ijstijd) die omstreeks 1540 inzette en vanaf 1590 in hevigheid toenam.
  • De verwoestende oorlogshandelingen in de eerste decennia van de Tachtigjarige Oorlog betekende de definitieve doodsteek voor de wijnbouw.

Zo verdwenen in Maastricht de volgende wijngaarden:

  • De wijngaard in de binnentuin van het XII Apostelhuis.
  • Omstreeks 1600 werd bij modernisering van de Apostelhoeve op de Louwberg de oude wijngaard (een ommuurd perceel van 1.2 hectare) van Adam Daems opgeschoond  Slechts hier en daar, in de hoven van enkele welgestelden en kerkelijke instellingen, leidde de wijnbouw nog een marginaal bestaan.De definitieve slag voor de wijnbouw kwam toen de druifluis ten tijde van Napoleon het verbouwen van wijn in Nederland onmogelijk maakte. Op zijn bevel werden de wijngaarden in en rond Maastricht platgebrand ter voorkoming van verdere verspreiding van de druifluis.

Terugkeer van de wijnstok in Maastricht.

  • Sedert 1967 is de wijnstok weer terug is Maastricht. Frits Bosch begon in dat jaar met de aanplant van nieuwe wijnstokken in Slavante, waar eertijds de paters Observanten hun wijngaard hadden.
  • Hugo Hulst ( pachter van de Apostelhoeve) volgde in 1970 zijn voorbeeld op de Louwberg met de aanplant van een 800-tal wijnstokken.
  • In 1989 heeft de familie Bollen , pachter van de hoeve Nekum –   in de directe omgeving van wijngaard de Apostelhoeve – 5500 nieuwe wijnstokken aangeplant.
  • De totale aanplant van de Louwberg in Maastricht beslaat intussen zo’n 8 hectare en mag met recht de wijnberg van Nederland worden genoemd.