GROENTEN / KLEINFRUIT.

 

Naast druiven, kleinfruit en fruit van de halfstam appel- en pruimenbomen worden op Domein Wolder ook eigen groenten geteeld, uiteraard met toepassing van wisselteelt en zonder gebruikmaking chemische bestrijdingsmiddelen.

Groenten.

Doorgaans worden de volgende groenten gekweekt:

  1. tomaten (diverse variëteiten);
  2. paprika’s;
  3. wortelen / bospeen en winterwortelen;
  4. uien (wit en rood) en Charlotte uien;
  5. erwten;
  6. prei ( zomer- en winterprei);
  7. koolsoorten (spruiten, witte kool);
  8. aardappelen;
  9. kervel;
  10. asperges;
  11. sla;
  12. kruiden (bieslook, tijm, salie, peterselie.);
  13. spinazie;
  14. venkel;
  15. witlof;
  16. sperziebonen;
  17. rode bieten;
  18. spruitjes (spruitkool)

 

  1. Ad 1. TOMATEN.

Tomaten behoren tot de familie van de nachtschade, evenals aardappels, rode pepers, aubergine, paprika’s, vlierbessen, gojibessen, tabaksplant etc… Er zijn meer dan 1500 planten/struiken bekend die tot deze familie behoren. Als je de literatuur hierover raadpleegt, zie je  vooral waarschuwende informatie over vruchten/producten van de nachtschadenfamilie. In onrijpe groene tomaten is er een relatief hoog niveau aanwezig van de giftige stof tomatine welke verdwijnt bij het rijpen van de tomaat. Bij de aardappel is dit de stof solanine. Zoals zo vaak staan er ook heel positieve eigenschappen tegenover de slechte. De in de tomaten aanwezige stof lycopeen heeft een heel positieve werking naar de vitaliteit van de menselijke huid. Lycopeen is zeer krachtig antioxidant, vele malen sterker dan vitamine E. De concentratie van Lycopeen is hoger indien de tomaat wordt verhit, zoals bijvoorbeeld bij tomatensap. Ik heb recent een artikel gelezen waarin  een dermatoloog op een congres in Engeland verklaarde dat vrouwen al hun smeerseltjes uit hun dure potjes huidcrème achterwege kunnen laten als ze dagelijks 1 glas tomatensap zouden drinken of beter nog 55 gram tomatenpuree per dag+ olijfolie. De veroudering van de huid en rimpelvorming wordt door het stofje Lycopeen aanzienlijk afgeremd. Verder hebben tomaten (met name verwarmde/gekookte) een positieve bijdrage in het op peil houden van een gezonde bloedruk.

Verder wil ik ook wijzen op de giftigheid van de bladeren van de tomatenplant. Goed wassen van de handen na contact met de bladeren is zeker noodzakelijk.

Afgelopen jaren ben ik op zoek gegaan naar een tomatenvariëteit die weinig problemen geeft in de teelt, maar tevens ook breed geschikt is voor consumptiegebruik. Jarenlang meende ik dit te hebben gevonden in de variëteit “ Pyros”  met mooie grote ronde tomaten, redelijk stevig vruchtvlees en een redelijk volle smaak. Op een vakantie in Frankrijk kocht ik op een markt de tomaat “Coeur de Boeuf” (ossenhart). Niet de hoofdprijs in de vormgeving, maar wel bijzonder lekker van smaak. De tomaat rijpt van binnenuit, waardoor het kan lijken dat de tomaat niet helemaal rijp is als er aan de buitenkant nog een licht rode of zelfs licht groene kleur is.

Bijzonder geschikt voor gebruik in salades. Ik maak er ook tomatenpulp van die wordt geweckt voor gebruik in de pastasaus en ook als basis voor tomatensoep. Met gehaktballetjes wecken op 100 graden Celsius gedurende 75 minuten.

Een gedeelte van de 15 potten geweckte tomatensoep van eigen tomatenpulp (coeur de boeuf) en zelf geteelde groenten.

Sinds 2020 heb ik de variëteit Pyros vervangen door de variëteit HARZFEUER. Dit is een F1 Hybride. Hier kan dus geen eigen zaad van worden geteeld omdat je dan altijd een “bastaard-variant” zult krijgen met andere eigenschappen.

Is een vroeg-rijpe tomaat, middel-groot met een uitstekende kwaliteit (geur en smaak).

Is alleen in het voorjaar te koop bij Lydl tegen een zeer lage prijs.

Ook gemakkelijk zelf te zaaien en te kweken.

Teelt.

Tomaten worden bij voorkeur gekweekt onder glas of plastic tunnel. Koude en vocht (regen) zijn geen echte vriendjes van de tomatenplant. In de volle grond kan onder gunstige weersomstandigheden en met redelijke resistente rassen in de buitenlucht / zonder bescherming tegen de regen toch een beperkte oogst worden verkregen. Het weer is echter vooraf niet in te schatten. In ongunstige omstandigheden – vooral bij langere bladnatperiodes – heeft de plant (evenals aardappels) last van de gevreesde bladziekte phytophthora. Zie tevens onder punt 8: aardappels.

Wat  is phytophthora ( volledige benaming: phytophthora infestans ) eigenlijk?

Phytophthora infestans is een oömyceet die behoort tot de groep van waterschimmels. Deze lijken veel op schimmels maar zijn dat feitelijk niet. Daarom worden ze ook wel pseudoschimmels genoemd. Phytophthora infestans is ook de veroorzaker van de gevreesde aardappelziekte.

Geschiedenis van Phytophthora

Phytophthora infestans is ongeveer 1200 jaar geleden ontstaan. Vanaf die tijd heeft deze ziekte zich vanuit Mexico verder verspreid en lag het aan de basis van de grote Ierse hongersnood die speelde tussen 1845-1850. Ook andere delen van Europa hadden misoogsten en dat leidde onder andere in Berlijn tot het aardappeloproer in 1874.

Hoe ontstaat Phytophthora eigenlijk?

De aardappelziekte (Phytophthora infestans) overwintert meestal in besmette knollen (bijv. niet gerooide / achtergebleven aardappels) die achterblijven in de grond van de moestuin.  Uit deze geïnfecteerde knollen ontwikkelen zich planten die de ongeslachtelijke sporen (sporangia en zoösporen) opleveren. Uit deze sporen kunnen nieuwe infecties ontstaan als het gewas ten minste gedurende vier à acht uur nat blijft (bladnatperiode) bij een relatieve luchtvochtigheid van meer dan 95%. Besmetting gebeurt ook via de lucht of op de composthoop achtergebleven bladeren / vruchten van aardappels / tomaten.

Nadat de infectie heeft plaatsgevonden, ontstaan bij een temperatuur van 12-24 graden Celsius binnen enkele dagen zichtbare verschijnselen op bladeren en stengels (zwarte verkleuring, tomaten worden papperig). Na binnendringing van de oömyceet in de plant duurt het 3 tot 5 dagen voordat er nieuwe sporen worden  gevormd. De ziekte kan zich dan binnen enkele dagen verspreiden over de gehele moestuin en slaat ook over van aardappels naar tomaten, paprika’s aubergines en andersom. Vanaf half juni – met name bij bovenvermelde langere bladnatperiodes – kan de ziekte zichtbaar toeslaan in de tuin.

BEGINNENDE PHYTOPHTHORA IN TOMATENBLAD

AANTASTING TOMAAT DOOR PHYTOPHTHORA

De tomaten krijgen zwarte vlekken en zijn niet bewaarbaar. De plant sterft af.

Deze ziekte wordt door telers vaak preventief bestreden met het giftige kopersulfaat, ook wel Bordeauxse pap genoemd. In een Belgisch tuincentrum zag ik laatst een pak staan met een mooie afbeelding van tomaten met daarboven in grote letters “BIO”. Het bleek bedoeld om een BIO-bestrijding van Phytophthora. Nadere bestudering gaf aan dat het werkzame bestand  het giftige kopersulfaat betrof. Overigens worden ook aardappels, druiven en andere planten hiermede bespoten. Koper gaat nooit meer uit de bodem en doodt eveneens alle levende organismen in de bodem.

Voorkomen van Phytophthora.

De ziekte is niet volledig te voorkomen, maar één van de zaken die je goed kunt beïnvloeden is de ‘bladnatperiode’. Het is van belang dat de ‘bladnatperiode’ zo kort mogelijk is. Je kunt het volgende doen om de ziekte (zo lang mogelijk) te voorkomen:

•Plant de aardappels en tomaten ruim uit ( tomaten liefst 70 x 70 cm en op een zonnige standplaats, het blad moet goed kunnen opdrogen.
•Zorg dat er bij het oogsten van de aardappels geen aardappels achter blijven in de grond, zij vormen immers een bron voor nieuwe besmetting.
•Voorkom regen of besproeiing met een gieter op de bladeren; bij aardappels is dat wat lastig, maar denk bijvoorbeeld aan een dakje boven de tomaten. Ook is het raadzaam – zelfs in de kas – dat de tomatenbladeren aan de onderzijde niet de grond raken omdat bij het begieten met water de onderste bladeren vaak nat worden. Het verwijderen van de onderste bladeren is dus raadzaam; hierdoor droogt de grond aan de voet van de plant ook sneller op. Het loshouden van de grond en verwijderen van onkruid draagt hier tevens verder in bij.
•Zorg voor een vroege teelt (met name bij aardappels), in het voorjaar is de temperatuur nog niet zo hoog als in de zomer evenals de luchtvochtigheid.
•Controleer de aardappel- en tomatenplanten regelmatig (minimaal 2x per week); de ziekte in één van deze planten besmet de andere.
•Kies voor aardappel- en tomatenrassen met een hoge resistentie, volledig resistente rassen zijn er in Nederland niet. In Duitsland en Oostenrijk is een (kwalitatieve) classificatie in zwang die inzicht geeft in hoe een infectie met Phytophthora kan verlopen en wat we ons mogen voorstellen van een soort met hoge weerstand. Zie website van Helmut Pummer:  www.tomatenundanderes.eu (is in Oostenrijk) en www.poetschke.de  De soorten Murmel en hybride Phylovita bleken een goede resistentie in Nederland te hebben ( klasse 1 ); zie benedenstaand. .

Klasse 1: – zeer goede weerstand, we verliezen hooguit hier en daar een blaadje of een vrucht.
Klasse 2: – goede weerstand, na het verwijderen van aangetaste delen weinig opbrengstverlies.
Klasse 3: – bevredigend – de plant sterft niet af en er is nog een opbrengst.
Klasse 4: – voldoende – de plant is sterk beschadigd maar er is nog wat te oogsten

  • Gooi aangetaste bladeren/delen nooit op de composthoop en laat deze zelfs niet op de grond liggen. Onmiddellijk na het verwijderen in een plastic zak deponeren en thuis ledigen in de GFT-bak. Zelfs handen wassen bij aanraking met besmette planten/vruchten.
  • Pas vruchtwisseling toe. Verbouw tomaten elk jaar op een andere plek.Tomatenplantjes die in de tuincentra worden aangeboden, zijn meestal bedoeld voor de kas en hebben geen weerstand tegen Phytophthora. We kunnen wel zelf variëteiten zaaien met weerstand, sommige fabrikanten bieden resistente rassen of hybriden aan. De claims op de zakjes zaad worden echter zelden waargemaakt  Ook geënte planten zijn niet zonder meer resistent tegen de ziekte.
  • Een goede gewasverzorging kan ook helpen om de schade door de parasiet te beperken:  •Pas vruchtwisseling toe; verbouw tomaten elk jaar op een andere plek.
    •Zorg dat een afdak zo ruim is dat de tomaten niet nat worden. Let er bij een kas op dat die voldoende geventileerd wordt, zodat er geen condens op de bladeren komt. Er is ook plastic folie te verkrijgen waar een enkele tomatenplant in verpakt kan worden (tomatenzakken). Bij gebruik van dit spul moet er wel opletten dat het plastic niet strak om de plant zit; de bladeren moeten zo weinig mogelijk in contact komen met het plastic. Dit biedt enige bescherming tegen de vocht en de koude, maar teelt onder glas verdient toch de voorkeur. In de afgelopen jaren dat ik tomaten kweekte in de buitenlucht is gebleken dat slecht maximaal de benedenste 2 vruchtenschermen met gezonden tomaten kunnen worden geoogst. Daarna gaat het meestal fout door een besmetting met phytophthora

De kweek van tomatenplanten in een grote pot is uiteraard mogelijk. Met name bij zoete kersentomaatjes is dit zinvol. Wel belangrijk  om de vochthuishouding te bewaken en de pot bij overvloedige /langdurige regen bijv. onder een luifel of afdakje te plaatsen of anderszins te beschermen. Het plaatsen van een potscherf op de bodemopening en een stok om de plant aan te binden is noodzakelijk. Ook voedingsstoffen mengen in de potgrond.

Neusrot in tomaat is een bruin/zwart litteken aan de onderkant van de vrucht. Het ontstaat doorgaans als gevolg van vochtstress (te veel of te weinig), calciumgebrek, overmaat aan ammonium of een combinatie van alle drie genoemde factoren. De beste manier om voor een goede calciumtoevoer te zorgen, is om calciumnitraat te gebruiken als calciumbron. In de kas waar te tomaten jaarlijks worden geteeld gooi ik jaarlijks vroeg in het voorjaar ongeveer 300 ltr regenwater. Hierdoor worden de zouten in de grond uitgespoeld, waardoor het risico op neusrot eveneens wordt verkleind. Het goed luchten is verder van wezenlijk belang. Bij aanhoudende droogte in de kas en grond haalt de plant het benodigde vocht uit de tomaat. De bruine vlekken (ook wel koeien-ogen genoemd) kunnen worden weggesneden, waarna de tomaat kan worden geconsumeerd. Er is immers geen sprake van ziekte en/of schimmel.

neusrot

Voeding.

Tomatenplanten vragen als voeding weinig stikstof ( anders teveel blad en kleine tomaten), maar wel een hoog kali-gehalte. Zelf gebruik ik DCM-voeding mix 2 in granulaatvorm (= natuurlijke bemesting). NPK 7-6-12 en 4 Mgo . N= natrium voor bladgroei; P is Phosfor voor het wortelgestel; K= kali voor de vruchtvorming en Mgo is magnesium voor een stevige gezonde  bladstructuur.

Coeur de Boeuf-tomaten zul je in de supermarkt niet vlug tegenkomen. Op markten in Nederland en ook speciaalzaken zijn se soms verkrijgbaar. De prijzen zijn hoger dan die van de regulier verkochte tomaten.

Pakje zaad om zelf jonge plantjes te kweken van deze tomaat is in nagenoeg in elk tuincentrum verkrijgbaar. Dat geldt ook voor jonge planten in een potje. Zelf kweek ik sedert een drietal jaren vrijwel uitsluitend Coeur de Boeuf-tomaten. Zowel in de salade, als basis voor pastasauzen, maar ook om zo te eten prima van smaak en geur.

Ad 2. PAPRIKA’S.

Veel wat bovenstaand over tomaten is gezegd, geldt ook voor de eigenschappen en teelt van paprika’s.

Ook paprika behoort tot de familie van de nachtschaden en wordt bij voorkeur geteeld onder glas.

Een rode paprika is niets anders dan een groene tomaat die verder is gerijpt.

Paprika is in Nederland niet echt geschikt voor de kweek in de volle onbeschermde grond. Met een goede verzorging en een beschut plekje zijn er toch aardige resultaten te behalen. Plaatsing tegen een zonnige zuid-muur biedt de grootste kans op succes. De kweek in een kas of plastic tunnel biedt vooruitzicht op een geslaagde oogst.

Zaaien en opkweken.
Voor de buitenteelt: zaai in maart binnen in potten, en verspeen de plantjes in afzonderlijk potten als ze ongeveer 10-15 cm groot zijn. Laat ze dan nog een tijdje doorgroeien tot het stengeltje een beetje verhout is. Hard ze af en plant ze pas eind mei of begin juni tijdens warm weer op hun definitieve plek.
Paprika’s kunnen nogal eens stilvallen na het overplanten. Dit is vooral het geval als de buitentemperaturen nog aan de lage kant zijn. Na een tweetal weken komt de groei meestal goed op gang.

Bemesting.
Meng enkele handen potgrond door het plantgat. Alle vrucht dragende planten en struiken vragen een hoge kali-bemesting.  Zie bovenstaand onder voeding bij de tomatenteelt welke voeding door mijzelf wordt gebruikt. NPK- 7-6-12 en 4 Mgo.

Plagen.
Jonge plantjes kunnen worden belaagd door: slakken, bladluizen en rupsen.
Bij nat en koel weer kunnen vruchten aan planten die buiten staan gaan rotten.

Gewasverzorging.
Er zijn vele soorten paprika’s, zowel in vorm, kleur en smaak, dik-en dunwandige soorten.
Het is aan te raden om het aantal hoofdtakken te verminderen; bijvoorbeeld tot 2-3. Er is  dan meer kans dat de overgebleven vruchten beter uitgroeien.

Oogsten en bewaren.                                                                                                                                  In de koelkast kunnen paprika’s wel twee weken bewaard worden. Ook aan de plant blijven paprika’s lang goed. Veel soorten verkleuren uiteindelijk naar geel of rood in de late herfst. Oogsten als paprika’s nog groen zijn geeft een hogere opbrengst, vooral bij paprika’s in de volle grond. Het is blijkbaar gemakkelijker voor een plant om een nieuwe groene paprika te produceren, dan een bestaande paprika af te laten rijpen.

Variëteiten.
De meeste aangeboden paprika’s zijn gekweekt voor de kas en niet erg geschikt voor de volle grond. Als er op het zakje zaad staat dat de soort het goed doet in de volle grond, is dat een aanbeveling.

Monte F1 is een grote dikwandige blokpaprika die het ook goed doet in de moestuin. Uiteindelijk worden deze paprika’s geel maar dan moeten we wel veel geduld hebben. Wat opbrengst aan gewicht betreft is dit een uitstekende paprika voor de volle grond.

ad 3 WORTELEN.

BOSPEEN

WINTERWORTELEN

Familie der schermbloemigen

Bemesting: wortelen hebben over ’t algemeen geringe bemesting nodig. Een te hoge dosis aan stikstof  zorgt voor teveel loofvorming en minder wortelen. Teveel meststoffen, maakt de plant kwetsbaarder door de te snelle groei. (Ziekten en schimmels nemen dan makkelijker de overhand).
Een kaliumgift daarentegen is wel zeer belangrijk om lekkere en geen voze wortels te verkrijgen. Pas hier op voor compost, daar deze een aantrekkende werking heeft naar de wortelvlieg en schimmelvorming.
Zorg ook voor een goede losse bodem ter bevordering van een goede afwatering. Je kan ook op ruggetjes telen, dit geeft de mogelijkheid tot een snellere opwarming en betere afwatering.

Wisselteelt toepassen: 1 maal per 4 jaar op dezelfde plaats zaaien. En voorzie geen familiegewassen als voor of – nateelt. Peterselie, selder, knolselder, pastinaak, engelwortel, kervel, wortelpeterselie zijn eveneens familie van de schermbloemigen.

Zaaien: zo vroeg mogelijk om verschillende ziekten en insecten te voorkomen.
Je kan natuurlijk om beurten zaaien, om een gespreide oogst te verzekeren over het hele jaar. Zaai op een diepte van maximaal 1 cm, en houd vanaf dan de grond vochtig om geen korst te krijgen aan het oppervlak van de bodem.
Enkele voorbeelden:
– Vroeg onder koud glas, kan vanaf begin februari tot einde maart;  20 cm tussen de rijen.
– In de zomer, kan vanaf april tot einde juli worden gezaaid; afstand: 25 cm tussen de rijen.
– Winterpeen wordt gezaaid vanaf half april tot ± midden juni; afstand minstens 30 cm.

Tip: de kiemduur kan vrij lang zijn, tot wel 3 weken.
Gebruik tevens markeerstokjes en lint om te zien waar je gezaaid hebt, dat maakt schoffelen of wieden makkelijker.
Je kan ook gaasdoek gebruiken tegen de wortelvlieg.
Voorzie de goede richting voor de zaaiplek, zons – op en ondergang, voor maximale benutting van warmte en licht.
Resistente of hybride soorten voorkomen ziekten en schimmels.
Het kiemvermogen van het zaad kan makkelijk 3 jaar zijn.

Onderhoud: bij het ontkiemen moeten we het onkruid goed blijven onderdrukken en de kiemplantjes goed voorzien van het nodige vocht. Stilstand van groei door vochtgebrek moet worden vermeden, daar dit zorgt voor voze of gescheurde penen. Let ook op bij het uitdunnen, dit geeft een enorme reuk met zich mee, wat de wortelvlieg onvermijdelijk zal lokken. Probeer te wieden tijdens regendagen en bij veel wind, dan is de wortelvlieg veel minder actief.
Heel dun zaaien kan ook, doch geeft bij slechte ontkieming vele openstaande plekken op het bed.
Zaai afrikaantjes tussen de rijen om je bodem te saneren tegen cystenaaltjes.

Oogsten: de oogst kan gebeuren met de (spit)riek die we langszij de wortelen steken en zo gaan oplichten. We kunnen het loof in de hand nemen en het rechtop begeleiden tegen afbreken.
Tip: oogst (winter)wortelen voor de vriesperiode!

Bewaren: wortelen kunnen bij grote hoeveelheden ingekuild worden. In de koude kelder in kisten met vochtig zand kan ook.
Verder in de koelkast en of diepvries verwerkt, of ingemaakt.

Composteren: het loof kan perfect gecomposteerd worden, indien er zich geen ziekten hebben voorgedaan.

Mogelijke ziekten:

  • wortelvlieg, meeldauw, aaltjes.

Gezondheid: de wortel bevat caroteen ofwel provitamine A.

Ad 4. UIEN.

Zaaien / planten.
Uien kunnen uit zaad geteeld worden, maar we maken het ons gemakkelijker als we een netje poot (plant)uitjes kopen. Ze kunnen vanaf maart geplant worden, en zullen al snel daarna hun eerste uienpijpjes de grond uit piepen. Plant niet later dan april – de bolvorming is afhankelijk van daglengte en temperatuur.  Zelf heb ik de beste resultaten met de variëteit Stuttgarter Riesen. Deze zijn mooi rond, relatief goedkoop in de aanschaf van het pootgoed en hebben op een koele plek tijdens de winterperiode een goed bewaarpotentieel. 

Stuttgarter Riesen

De variëteit Sturon is platter en breder en is in het  gebruik moeilijker te snijden.

We moeten er voor zorgen dat we al flinke planten hebben voordat de bolvorming begint – zo krijgen we de grootste uien. Te dicht op elkaar geplante uien worden sneller rijp en blijven dus kleiner. De juiste plantafstand is ongeveer 15 x 15 cm. Plant pootuitjes zo diep dat de hals nog net zichtbaar is. Druk de aarde goed aan. Pootuitjes kunnen een warmtebehandeling ondergaan waardoor ze minder snel gaan schieten.
Een alternatief voor pootuitjes is zelf zaaien in het najaar (eind augustus) en de planten laten overwinteren om ze in de volgende zomer te kunnen oogsten.

Bemesting
Uien hebben het liefst een wat kleiige grond. Zand gronden zijn wat droogtegevoeliger. Uien houden niet van verse (stal) mest, of van mest of compost met grove bestanddelen. Ideaal is een goed verteerde mest die voor de winter al werd aangebracht.

Ziekten en plagen
De maden van de uienvlieg boren gangen in de bollen. Ze worden o.a. aangetrokken door verse stalmest. De poppen overleven in de grond. Pas daarom vruchtwisseling toe en kies voor uien een plek waar de afgelopen 2-3 jaar geen uien, prei of knoflook stond. Schimmelziekten kunnen het blad aantasten onder natte omstandigheden.

Gewasverzorging
Uien zijn relatief onkruidgevoelig omdat het blad veel licht doorlaat op de bodem. Probeer daarom het uienbed van het begin af aan goed onkruidvrij te houden.
Geef ook goed water in droge tijden. Uien wortelen niet diep en kunnen daarom snel last van droogte krijgen.

Oogsten en bewaren
Uien die in augustus nog groen loof hebben, kunnen we ‘knakken’ (platleggen van het blad) om de rijping te bevorderen. Droog de uien goed na de oogst door ze op te trekken en beschut te leggen. Maak daarna een ‘uienvlecht’ en hang die op een droge plek.

Een uienvlecht maken.

Zo’n vlecht beginnen we door een drietal grote uien samen te binden aan het einde van een touw (1). Daarna voegen we steeds uien toe, door het loof een slag om het touw te draaien (2). De ui gaat over het loof heen, en wordt dan wat aangedrukt. Daarna snoeien we het loof (4).

Betekenis van de ui voor onze gezondheid.

Ontgiftende werking

  • De ui zit vol met zwavelhoudende aminozuren. Deze ondersteunen de ontgiftende werking van de lever. Voorts stimuleert ui de nieren en bevordert daarmee dus ook de ontgifting via de nieren.
  • Verder ondersteunt de ui ons immuunsysteem omdat de ui een hoge mate aan fytonutriënten (= zijn plantaardige stoffen met medicinale eigenschappen ). bevat, waaronder flavonoïden * , welke zich direct onder de schil bevinden. Het is dus van belang om een ruim niet te dik te schillen; alleen het verwijderen van het bovenste vlies is voldoende.  Flavonoïden zijn stoffen in planten en kruiden die in veel gevallen verantwoordelijk zijn voor de kleur van bloemen, zaden en vruchten. Flavus betekent geel. Op grond van epidemologische studies en onderzoek zijn er gerichte aanwijzingen dat flavonoïden een positieve bijdrage leveren aan het voorkomen van ouderdoms-gerelateerde ziekten zoals diabetes, hart- en vaatziekten en kanker. Ondersteunt dus ons immuunsysteem en werkt ontstekingsremmend.                                                                                              

Ondersteunt de spijsvertering

De ui bevordert de spijsvertering en draagt bij aan een goede darmflora. Het eten van ui helpt ook de groei van schimmels en gisten in de darmen tegen te gaan en vermindert ontstekingsreacties in de darmen. Zo kan het regelmatig eten van uien de ernst van darmontstekingen doen verminderen.

Ondersteunt ons circulatiesysteem

De ui bevordert de bloedsomloop. Heeft een lichte ‘bloedverdunnende werking’, verlaagt het cholesterolgehalte en heeft een zwakke bloeddruk verlagende werking.

SJALOTTEN.

In Frankrijk mochten sjalotten alleen zo heten wanneer ze op de traditionele manier waren geplant / gepoot Ze werden dus nooit gezaaid; dat was zelfs bij wet verboden. Na veel onderzoek bracht een Nederlandse zaaihandelaar de  zaaisjalot op de markt. Dit leidde tot een groot protest van de Franse boeren die hun brood verdienden met de traditionele en arbeidsintensieve teelt. In eerste instantie werden de zaden dan ook niet toegelaten in Frankrijk. Eerst in 2007 werd door de Franse overheid besloten de zaaiteelt van sjalotten ook in Frankrijk toe te laten.

In tegenstelling tot pootuien, groeien sjalotten in een soort tros. Na het opkomen van het groen splitst zich de gepote sjalot in meerdere knolletjes. Na verloop van tijd zie je mooie uiteengevallen bundeltjes en dat is eigenlijk het moment waarop ze moeten worden gerooid. Het groen moet volledig zijn verdord alvorens de stengels te verwijderen. Zelf laat ik de gerooide sjalotten enkele uren na het rooien verspreid op het land drogen.

De teelt van sjalotten is niet arbeidsintensief of moeilijk. De grondsoort is ondergeschikt en na het planten de grondvochtigheid in de gaten houden. Uiteraard er ook voor zorgen dat het onkruid de planten niet overwoekert.

Na het oogsten en drogen worden ze op een koele donkere plek in kistjes bewaard. In het voorjaar worden de nog resterende vitale sjalotten opnieuw geplant.

Elke twee jaar worden Franse sjalotjes door mij in 250 ml potjes met kruiden en een kleine hoeveelheid suiker geweckt in inmaakazijn. De geconcentreerde inmaakazijn van het merk Kühne ( te koop in Kaufland in Aken) is van uitstekende kwaliteit. Wel nog verdunnen met water. Om  knapperige uitjes te behouden moet de wecktemperatuur gedurende 30 minuten op precies 83 graden Celsius worden gehouden; beslist niet hoger. Ongekend lekker!!!!!!!!!!!!! Geïnteresseerden kunnen me bevragen op de door mij gebruikte kruidensamenstelling.

Vreemd genoeg zijn er bijna geen gerechten te vinden met sjalotten in de hoofdrol. Sjalotten worden wel volop gebruikt als onderdeel van salades, sauzen en stoofpotten en natuurlijk in de echte bearnaise.

LENTE-UIEN.

LENTE-UI

De lente-ui ( ook wel sla-ui, pijpajun of stengel-ui genoemd) is een lookgewas en behoort tot de Allium-familie. Er bestaan wel 600 verschillende soorten lente-ui.

Veel mensen kennen de lente-ui ook als de bosui. Maar, de bosui is eigenlijk een lente-ui die later gerooid wordt. Lente-uitjes lijken daarentegen een beetje op een mini-prei. De smaak is zacht en wordt ook wel eens vergeleken met de smaak van prei.

Lente-uitjes bevatten veel mineralen en staan bekend om hun gunstige invloed op botten, spieren en tanden.

Lente-ui in de tuin.

Voor het kweken van lente-uitjes, kun je zowel zaadjes als zaaiuien gebruiken. Lente-ui groeit snel, hierdoor zijn ze gemakkelijk zelf te kweken. Ze kunnen bovendien goed tegen lage temperaturen en hebben weinig last van ziekten en plagen. Lente-ui plant je vanaf midden februari tot midden april en vanaf begin juli.

Kies bij voorkeur voor een wat zwaardere grond die goed water doorlaat. Zaai de lente-ui dicht bij elkaar, er hoeft maar een paar centimeter tussen te zitten. Op deze manier blijven de uitjes fijn. Gebruik je geen zaadjes maar zaaiuien, plant deze dan op ongeveer tien centimeter van elkaar.

Zowel bij de teelt met zaadjes als met zaaiuien mag de grond tijdens de kieming niet te nat worden, maar ook zeker niet te droog. Een open en zonnige plek is dus geschikt, de wind en de warmte zorgen er dan voor dat de plant en de grond niet te nat blijft.

Oogsten.

Afhankelijk van de tijd wanneer je gezaaid hebt, kun je tot juni of vanaf september de lente-ui oogsten, dit doe je als de ui een doorsnede heeft van drie centimeter.

Lente-ui in de keuken.

Lente-uitjes hebben een zachte uiensmaak en kunnen gekookt, maar ook rauw worden gegeten. Je vindt lente-ui veel terug in Aziatische roerbakgerechten, maar ze zijn ook een goede toevoeging in (kalfs)vlees-, kip- en eierengerechten. Lente-ui is ook goed te gebruiken als garnering bij bijvoorbeeld salades, ragouts en soepen.

Bewaren.

In de zomer bewaar je lente-ui tot maximaal twee weken in de koelkast. In de winter voldoet een droge en koele plaats in huis. Lente-ui leent zich helaas niet echt om in te vriezen, omdat bij de ontdooiing de stengels en bladeren slap worden.

Lente-ui tips.

1.Lente-ui heeft geen bemesting nodig. Sterker nog, hiermee zou je de kans op bijvoorbeeld wortelvlieg alleen maar vergroten.
2.Het is belangrijk om tussendoor onkruid te wieden. Verwijder het onkruid voorzichtig met de handen en niet met een schoffel, omdat je anders de wortels, die ondiep in de grond zitten, kan beschadigen.

Ad 5. ERWTEN.

Kelvedon wonder

Eigen geteelde erwten (zowel vers als uit de diepvries) zijn bij ons thuis de meest geliefde groenten.

Zaaien
Erwten kunnen al vroeg gezaaid worden – vanaf eind februari kunnen ze bij mooi weer de volle grond in. Soms zaai ik een klein deel voor in kleine potjes, die ik dan voortrek in de kweekkas. Erwten hebben last van vogels die de gekiemde erwten opgraven. Leg daarom iets over het zaaisel heen; vliesdoek, takken, of span draden. Zaai de zaden ongeveer 4 cm diep. Ook muizen doen zich graag tegoed aan de jonge kiemende erwten in de grond. Het plantverband hangt af van de lengte van het ras – deze kan variëren van 40 cm tot 2 meter. Houd voor de kortste rassen 70 cm aan tussen de rijen, en voor de langste 1.40 meter. De lage rassen (stamdoppers, bv ‘wonder of America’) hebben geen steun nodig, de grotere rankende types wel. In de rijen kunnen we om de 3-5 cm een erwt zaaien in een voortje, dat we daarna met aarde vullen en goed aandrukken. Oriënteer de rijen liefst Noord-Zuid voor een gelijkmatig gewas. De rankende erwtenrassen moeten gesteund worden met rijshout of gaas. De ruimtes tussen de rijen kunnen we gebruiken voor andere gewassen: bv radijs, sla, wortel.
Er is verder nog onderscheid te maken tussen rassen waarvan de droge erwt rond is, en rassen waarvan de droge erwt gerimpeld is (= kreukzadig). De ronde zijn wat minder zoet maar zijn beter bestand tegen de vorst en goed voor de zeer vroege teelten. Zelf heb ik al vele jaren goede ervaringen met de stamdoperwt “Kelvedon Wonder”; dit  is een zoete kreukzadige doperwt met een goede smaak.

Bemesting
Erwten vereisen een grond met een goede structuur, maar zware bemesting is niet nodig. Spit het land goed diep om en werk wat compost in.

Ziekten en plagen
Erwten kunnen nogal wat last van ziekten en plagen hebben, pas daarom altijd een vruchtwisseling toe en wacht liefst 5 jaar voordat teruggekeerd wordt op het zelfde stuk land. In de praktijk van de kleine moestuin valt het meestal wel mee met de ziekten en plagen, zolang we zorgen voor een gezonde bodem.
Grauwe schimmel bedekt bloemen en peulen met een grijs viltig laagje. Verwijder zieke delen en dun eventueel wat uit zodat het gewas sneller opdroogt. Meeldauw zorgt voor witte poederachtige vlekken op de bladeren. Het optreden van deze ziekte is meestal een teken van een onbalans in het gewas. het kan zijn dat het gewas te droog of te nat is, of teveel bemest.
Rupsen van de erwtenpeulboorder eten van de jonge erwtjes. De mot legt in mei/juni eitjes en brengt dan de meeste schade toe. We kunnen dit beestje vermijden door heel vroeg of heel laat te zaaien.

Gewasverzorging
Soms moeten we de erwten wat leiden. Zorg er verder voor dat de bodem goed onkruidvrij en los blijft.

Oogsten en bewaren
Pluk de peulen als ze groot genoeg zijn geworden, de groei neemt af als we een gedeelte laten doorrijpen. Laat eventueel alleen de laatste pluk doorrijpen om droge erwten te kunnen oogsten.

ad 6. PREI.

Prei is niet het gemakkelijkste kweekgewas, maar met een beetje liefde, aandacht en geduld kun je na enkele maanden genieten van heerlijke zelfgekweekte prei.

De veelzijdige en praktische groente is in de juiste grondsoort goed te telen. Preiplanten nemen de grond meestal voor een lange tijd in beslag. Hun grote voordeel is dat ze van de herfst tot ver in de winter geoogst kunnen worden. Zo heb je vroege prei, zomerprei, herfstprei en winterprei.

Zomerprei is dikker en minder vorstbestendig.

Winterprei kan gewoon de hele winter op het land blijven staan. Als we een ras willen telen dat tot laat in de herfst of na de winter op het land moet kunnen blijven staan, dan moet het altijd winterprei zijn.

Zaaien.

Voor de teelt van zomerprei kunnen we binnenshuis op de warme vensterbank voorzaaien van half januari tot eind februari. We verspenen de plantjes dan een keer als ze een beetje stevig zijn geworden. In april/mei kunnen deze plantjes de grond in. Gemakkelijker is echter om in april rechtstreeks in de volle grond op een zaaibed te zaaien (winterprei). De rijafstand bedraagt zo’n 10 cm, in de rij dunnen we uit tot op 3 cm. In het ideale geval zijn ze in juni zo dik als een potlood en klaar om over te planten. Zelf koop ik in een tuincentrum jonge preiplantjes voor de zomer- en winterteelt, waarbij ik oplet of de plantjes krachtig, donkergroen en niet slap zijn.
Voor het overplanten maken we geultjes die tot 30 cm diep mogen zijn. Snoei de toppen van de wortels en de bladeren van de preiplantjes. De wortels moeten ook gesnoeid worden om nieuwe groei te stimuleren en omdat de lange worteltjes toch niet recht in de grond te krijgen zijn. Bij het planten bedekken we juist de wortels met aarde, maar we maken het geultje nog niet dicht. In de loop van het groeiseizoen vullen we steeds wat aarde bij tot het geultje dicht is, en we kunnen daarna ook nog de preien aanaarden om een nog langere witte stengel te krijgen. Aard niet verder aan dan het punt waarop het eerste blad uit elkaar wijkt. De afstand tussen de rijen is ongeveer 40 cm, in de rijen houden we 15 cm aan.

Bemesting.

Prei houd van een vruchtbare vochtige bodem, en kan ook goed grote hoeveelheden stalmest verdragen. Vaak zal het nodig zijn om ook tijdens het groeiseizoen nog een keer te bemesten. Gebruik koemestkorrel of rijke compost als we geen stalmest hebben.

Ziekten en plagen.
De prei-mineervlieg is een relatief nieuwe plaag, eigenlijk pas van de laatste 5-7 jaar. Je herkent hem voornamelijk aan de vele bruine poppen die in het najaar ineens in de preischachten zitten. Vaak zijn er paars/roze gekleurde vreetgangen te zien. Het gaat hier om een vliegje waarvan de larven zich in de prei vreten. De larven verpoppen in levend plantmateriaal, ruim dat dus altijd goed op in het najaar. Een insectennet is het meest effectief tegen deze plaag.

POP VAN DE PREI-MINEERVLIEG

POP PREI-MINEERVLIEG die zich een gang vreet in de “wit” van de prei

PREI-MINEERVLIEG

De preivlieg lijkt wel wat op de prei mineervlieg, maar de larven verpoppen in de grond, je vind ze dus niet gauw in de prei terug. De larven kunnen zich ook in de grond verplaatsen, en houden daarom van lichte, zandige grond – in vette klei komen ze niet ver. Pas gewaswisseling toe als je last hebt van de preivlieg. Actief bestrijden kan met bespuitingen met brandnetelgier.

PREIVLIEG

PREIVLIEG

• De preimot is een nachtvlindertje, dat ook eitjes afzet op de prei en waarvan de larven zich in de prei vreten. De larven vreten aan het binnenste blad, terwijl ze de bladhuid ongemoeid laten. Je ziet dan ‘vensters’ in het blad, waarin de larven zich bewegen. Later worden dat witte strepen, die kunnen gaan scheuren en het blad een rafelig uiterlijk geven. Ter bestrijding is insectengaas effectief, verder het verwijderen van het bovenste blad zodra de eerste schade zichtbaar is. De eitjes worden voornamelijk op het bovenste blad afgezet.

PREIMOT

De volwassen preimot heeft een vleugelwijdte van ongeveer 8 mm. De rupsen zijn tot 1 cm lang en geelwit van kleur. Kenmerkend is het afgeraspte bladoppervlak dat als ‘zagemeel ‘ achterblijft in het gangetje. De schade in het hart van de plant kan uiteindelijk overgaan in rot, waardoor de hele plant afsterft. Preimot komt soms ook voor bij ui en andere Allium-soorten, maar is daar toch eerder zeldzaam. Vanaf eind april tot begin oktober kan de preimot haar eitjes afzetten met schade tot gevolg. De zomermaanden juli en augustus en zelfs september zijn de maanden met de meeste kans op én de grootste schade. Het zijn dan immers de motten van de tweede generatie die eitjes afzetten. De tweede generatie is vanzelfsprekend talrijker. Over het algemeen is vroeg geplante prei dan ook veiliger voor de preimot dan de laat geplante herfstprei of winterprei. De overwintering van dit insect heeft als motje plaats en niet in de grond.

PREIMOTLARVE

Bestrijding

Daarvoor moet in dezelfde richting gedacht worden als de bestrijding van rupsen. Bestrijding met een rupsenmiddel gebeurt best voor de larve zich helemaal naar beneden boort. Ingrijpen van zodra de schade vastgesteld wordt is dan ook de boodschap! Controleer regelmatig.

De larve van de preimot is een rups en kan met diverse insecticiden bestreden worden, biologisch kan het zelfs met drie producten

•Biologische insecticiden op basis van pyrethrinen
•Bestrijding van rupsen met bacterien

Best bij begin van de aantasting bestrijden, zo kan je de schadeverwekker makkelijkst raken.

Preventie.
Een goede doorgroei, sterk en voldoende dik plantmateriaal is belangrijk. Hoe beter de groei, hoe makkelijker de plant de schade overwint. Oudere en dikkere planten zijn dan ook in het voordeel.

De planten regelmatig nat zetten bij droogte wordt ook aangeprezen. In droge zomers is de schade door de rupsen veel groter. Door de prei dan regelmatig te gieten of door regelmatige regenbuien komt er water in de schacht van de prei en zullen nogal wat rupsen afsterven in het water.

Wat veel gedaan wordt bij moestuinders is het afsnijden van aangetaste bladeren een tiental centimeter boven de grond. Als de schade nog in het beginstadium is en de rupsen bevinden zich nog boven in de plant kan je zo de rupsen verwijderen. Je moet dus wel attent zijn om op tijd de bladeren te verwijderen. Door het afsnijden van de bladeren raak je wel een flink stuk achterop en zal de prei later op gewicht komen of minder dik moeten geoogst worden.

Wil je echt zeker zijn, dan is telen onder insectengaas, vooral op het zaaibed en in het begin van de teelt de beste teeltmaatregel. De preimot is een nachtvlinder, dus kan je het doek overdag wel eens wegnemen voor de onkruidbestrijding. Om ook de preivlieg buiten te houden neem je best het doek in de voormiddag weg, liefst op dagen met wat meer wind. ( ZIE BENEDENSTAAND)

De schimmelziekte roest in herkenbaar aan de kleine oranje/bruine vlekjes of strepen op het blad. Ze kan optreden in een nat najaar. Pas bij prei een ruime gewaswisseling (6 jaar) toe ter voorkoming van ziektes.

PREIROEST

Gewasverzorging
Aard regelmatig aan. Houd de planten goed aan de groei door ruim te bemesten en water te geven.

Oogsten en bewaren
Prei kan naar believen geoogst worden. In de winter is het handig om wat prei in een kistje met zand te bewaren, omdat bij een lange vorstperiode het lastig is om de prei heelhuids uit de grond te krijgen.

Aanbevolen rassen.

Carlton: een vroeg ras met een sterke groei en goede smaak.
Apollo: vanaf december een hoge opbrengst. Een blauwgroene prei die goed bestand is tegen preiroest.
Toledo: hoge opbrengst en lange witte schachten. Zijn laat in het seizoen oogstbaar.

Uitdunnen en verspenen.

Na ongeveer drie maanden kunnen de voorgezaaide planten naar buiten. De direct in volle grond gezaaide planten mag je na deze periode uitdunnen, waarbij je de dikste en sterkste preiplanten laat staan. De overige plantjes kun je verpotten of verplanten naar een andere plek.
Goede en slechte buren van prei.

Door de groenten in een vak te combineren kunnen gewassen elkaar versterken of verzwakken. Prei staat graag naast gewassen zoals koolsoorten, sla, uien, wortels, Oost-Indische kers, schorseneren en selderij. Je kunt je prei beter niet dicht op aardappelen, bonen en erwten telen.

Oogsten en poten van plantprei.

Het bijzondere bij het kweken van prei is dat je de plant twee keer oogst. Zodra de plantjes ongeveer de dikte van een potlood hebben oogst je namelijk de plantprei. Na het oogsten knip je het bovenste gedeelte van het groen af. Graaf 15 cm uit elkaar plantgaten van 15 – 20 cm diepte en zet de planten ieder in een eigen gat. Het gat hoef je niet dicht te maken met aarde, watergeven is nu voldoende.

Prei is eigenlijk geen echte beginnersgroente om te kweken. In veel tuincentra en bij kwekers kun je gelukkig ook plantgoed kopen. Zo kun je de eerste stappen overslaan en verhoog je de kans op een geslaagde teelt.

Bodem en bemesting.

Bij prei is het onderdeel bodem en bemesting één van de belangrijkste factoren of je oogst wel of niet slaagt. Preiplanten stellen namelijk best wat eisen aan de grond. Voor het creëren van blad vragen de planten om regelmatige bemesting met een hoge verhouding stikstof.

Verzorging.

Verder kun je de prei een handje helpen door in het begin de sprietjes te ondersteunen met een stokje waaraan je een ringetje bevestigd. Hier kan de prei dan doorheen groeien en tijdens winderige dagen steun aan ondervinden. Preiplanten hebben verder veel behoefte aan water.

Oogsten.

Vanaf september t/m december kun je de planten voor de tweede keer oogsten door deze uit te spitten. Vers smaakt prei het lekkerst, maar gesneden in ringetjes kun je prei ook lang in de vriezer bewaren. Hier kun je later nog prima soepen en ovenschotels mee maken.

Ziekten en plagen / HOE EFFECTIEF TE BESTRIJDEN??

Jarenlang heb ik van alles geprobeerd om zonder bespuiting met chemische bestrijdingsmiddelen de larf van het preimotje, de pop van de prei-mineervlieg en de larf van de preivlieg te bestrijden; helaas. Sedert 3 jaar maak ik onmiddellijk bij het planten van de winterprei een houten frame met panlatten rondom het preibed, waarover ik gaas span. Op de bodem wordt de gaas over de gehele omtrek bedekt met een rij klinkers. Sindsdien totaal geen last meer van het preimotje. Het vraagt een geringe investering en werk, maar het resultaat is dan ook heel tevredenstellend.

PREIBED VOLLEDIG AFGEDEKT MET FIJMAZIG KUNSTSTOF DOEK seizoen 2017 t/m april 2018,

GAAS OVER BED WINTERPREI AUGUSTUS 2018-VOORJAAR 2019

Ad 7. KOOL

Kool is niet de meest gemakkelijke groente om zelf te telen. Er is een aantal aandachtspunten.

KNOLVOET.

  • Dit is een vrij ernstige plantenziekte / aandoening bij alle koolplanten mogelijk. Niet alle koolsoorten zijn even gevoelig voor knolvoet; boerenkool is vrij ongevoelig, sluitkolen en spruitkool zijn minder gevoelig. Bloemkool, broccoli, paksoi en Chinese kool zijn erg gevoelig.

    KNOLVOET

    Er ontstaan onregelmatige knobbelachtige verdikkingen aan de wortel en het blad vertoont een loodachtige kleur, waardoor het blad uiteindelijk slap gaat hangen.  Het aanhouden van een consequente vruchtwisseling van minimaal 4 jaar ( beter nog 7 jaar) is hierbij nadrukkelijk van belang, aangezien knolvoet niet chemisch is te bestrijden. Vergeet ook niet alle kruisbloemige onkruiden te verwijderen zoals herderstasje en de kleine veldkers (zie onderstaande foto) die als “springkruit” vaak overvloedig in de tuin aanwezig is. Kruisbloemige onkruiden behoren nl. ook tot de koolsoorten.

    VELDKERS; vrijwel in elke tuin aanwezig.

    Eenmaal aanwezig, gaat knolvoet nooit meer uit de grond; de rustsporen verliezen nooit hun kiemkracht. Op kleigrond kan de knolvoet worden tegengegaan door de pH-waarde van de grond te verhogen; bijvoorbeeld door het toevoegen van kalk. Op een pH-waarde van 7.2 komt geen knolvoet voor. Eco-style  “Knolvoetvrij” verhoogt door poedertoevoeging de pH-waarde van de grond. De      pH-schaal loopt van 0 tot 14. Drinkwater heeft een pH van 7 en smaakt neutraal. Regenwater ligt op een waarde van 5,5. Hoe lager de pH waarde, hoe krachtiger de zure smaak. De pH waarde van wijn ligt tussen de 2,8 en 4,0. Die van witte wijn meestal lager dan die van rode wijn; witte wijn is/smaakt doorgaans ook zuurder dan rode wijn.

    RUPSEN AFKOMSTIG VAN VLINDERS.

    Rupsen van diverse soorten vlinders leven op kool. De belangrijkste soorten zijn de kooluil, Het groot koolwitje en het klein koolwitje.

    Uiterlijk
    De kooluil  is een nachtvlinder. De eitjes worden in groepjes afgezet en verkleuren naar paars als ze rijper worden. De jonge rupsen zijn geel / grijsgroen van kleur en hebben zwarte puntjes. Later ontstaat een gestreept patroon. De rupsen kleuren donkerder naarmate ze groeien. Ze worden maximaal 4 cm lang. De poppen zijn roodbruin van kleur. De poppen van de kooluil overleven in de grond.

    KOOLUIL

    RUPS KOOLUIL

    Het GROOT KOOLWITJE.

    •Het groot koolwitje is een dagvlinder. Ze leggen gele, langwerpige eitjes die rechtop op het blad staan. De rupsjes zijn ook gelig, maar hebben een zwarte kop. Volwassen rupsen zijn 5-6 cm lang en zijn geelgroen met zwarte vlekken. De pop is wit met zwarte stippen en een gele streep.

    KOOLWITJE / VLINDER EN RUPS GROOT KOOLWITJE.

    Het KLEIN KOOLWITJE.

    Het klein koolwitje is ook een dagvlinder welke slechts 1 eitje per plant legt. De rupsjes zijn felgroen. De pop is ook groen en maar 2 cm lang. De poppen overleven op een beschut plekje boven de grond.

    KLEIN KOOLWITJE

    RUPS KLEIN KOOLWITJE

    BESTRIJDING VLINDERS / RUPSEN.

    Het beste kunnen de kolen worden afgedekt met vlindernetjes. Ook geregeld onder de bladeren en in het hart van de plant kijken of zich er geen rupsen bevinden. Zo ja, deze verwijderen. Rupsen in het hart van de plant kunnen in de jonge fase het hart wegvreten, waardoor de plant verloren is. Indien de kool reeds is gevormd, kunnen rupsen zich in het hart invreten.

    Het (af)vangen van de rupsen door vogels heeft weinig zin als de koolplant(en) is/zijn afgedekt met vlindernetjes.

    SCHADE DOOR (HOUT)DUIVEN.

    Sinds jaren veroorzaakt de toenemende populatie (hout)duiven steeds meer schade aan gewassen. Duiven vertonen hierbij een duidelijke voorkeur voor koolgewassen, erwten en witlof maar ook andere teelten staan op hun hoofdmenu Ook de boon, augurk, broccoli, courgette, prei, spinazie, slasoorten etc.worden aangepikt. De meeste schade door duiven bij koolgewassen wordt veroorzaakt vanaf eind april tot begin juli met een piek vanaf half mei tot in de maand juni. De duiven vinden in die periode immers weinig of geen voedsel omdat de meeste velden omgeploegd zijn, zodat ze zich noodgedwongen voeden met jonge land- en tuinbouwgewassen die wel nog aanwezig zijn. Bovendien hebben de duiven dan jongen waardoor de druk op de jonge koolplanten alleen maar wordt verhoogd. Toch is het belangrijk om ook de eerste bloemkolen die ondertussen reeds zijn geplant, te beschermen. De schade die (hout)duiven aan de vroege kolen aanrichten kan zeer aanzienlijk zijn. Binnen no time kan een heel koolveld volledig worden kaalgevreten.

BLADSCHADE DOOR (HOUT)DUIF

 DE KOOLVLIEG.

KOOLVLIEG

LARVE EN POP VAN DE KOOLVLIEG

Vanaf 10 graden C is de koolvlieg erg actief gedurende april tot en met mei en legt zijn eitjes aan de voet van de kool. Er kunnen wel tot drie generaties ontstaan, zodoende kun je gedurende de periode april tot en met oktober last hebben van de larven van de koolvlieg.

De koolvlieg legt op enkele centimeters van het stammetje van de plant haar eitjes.

Bloemkool en broccoli lijken wel de lievelingskolen van de koolvlieg.

Levenswijze en schadebeeld.
De koolvlieg overwintert als pop in de bodem. Bij een bodemtemperatuur van ongeveer 15°C op 5 tot 8 centimeter diepte ontluiken de vliegen. Dit gebeurt rond half april. De witte eieren zijn ongeveer 1 mm lang en worden nabij de plantvoet gelegd. De maden zijn 1 cm lang en glimmend wit. De made vreet eerst alle zijwortels af en dringt dan in de hoofdwortel, met rotting tot gevolg. Een lichte verkleuring van de bladeren tot een totale verwelking en omvallen van de planten is het gevolg. Als de plant in leven blijft, kunnen enkele nieuwe wortels vanuit de basis gevormd worden. Minder ernstige aantastingen leiden tot groeivertragingen. Vooral op de humeuze, lichte zavel en zandgronden kan ernstige schade optreden. Ook radijs en rammenas zijn heel gevoelig voor de koolvlieg.

Preventie.
De beste preventieve maatregelen zijn de mechanische, die de ei afzet dicht bij de plant verhinderen. De made kan zich slechts enkele centimeters verplaatsen.

1.Afdekken met vliesdoek of insectengaas is een mogelijkheid. De koolvlieg kan dan niet bij de planten en dus ook geen eitjes op de grond afzetten. Biologische beroepstuinders die op grote schaal koolgewassen telen, gaan op deze manier te werk.

KOOLVELDJE AFGEDEKT VAN GAAS.

2.Voor kleinere oppervlaktes lukt het gebruik van koolkragen ook goed. Snij uit oud tapijt, asfaltpapier of binnenbanden vierkante of ronde stukken van 15 op 15 cm. Maak één insnijding tot het midden. Let erop dat de stengel goed afgesloten is en dat de grond mooi vlak ligt. Plaats de koolkraag om het stammetje en druk het midden van de koolkraag goed aan tegen het stammetje.

KOOLKRAAG

3.Geurverwarring kan en is een bijkomend hulpmiddel. Dit door sterk geurende planten tussen de kolen te planten. Zeer regelmatig bespuiten met sterk geurende kruidenaftreksels en gesteentemeel zal misschien de koolvlieg onderdrukken.

Als je ervoor zorgt dat de koolkragen zeer goed aansluiten bij het steeltje van de koolplant wordt de kans op aantasting veel kleiner. Dan kunnen de maden niet meer bij de stengel van de koolplant. Met een insectengaas zorg je ervoor dat de vlieg simpelweg geen eitjes op de grond kan afzetten. Glipt er toch eentje binnen, dan bied de koolkraag nog wat bescherming. Het insectengaas houdt ook het koolwitje buiten.

SLAKKEN.

Slakken kunnen voor een ware plaag zorgen in zowel de moestuin als de siertuin. Zelf heb ik er sedert een tweetal jaren behoorlijk veel schade aan bloemen en gewassen. Enkele in grote potten staande hosta’s brengen nog nauwelijks groen en bloemen voort omdat de planten door grote aantal huisjesslakken vrijwel kaal worden gevreten. In mijn eigen tuin zijn de laatste 2-3 jaren in brede zin en in alle formaten enorm veel “huisjesslakken” te zien. Als ik in het donker in de tuin loop hoop ik geregeld het knakken van de SEGRIJNSLAKKEN-huisjes onder mijn schoenen; niet zo smakelijk, maar wel de realiteit. Ook tegen de ramen, plafond van het voordeurportiek, voordeur etc….; het is een ware plaag.

SEGRIJNSLAK

NAAKTSLAK

GROTE AARDSLAK

Ook slakken zijn dol op koolbladen. Vooral jonge planten kunnen onherstelbare schade oplopen. In de moestuin zijn het vooral de naaktslakken die voor de nodige schade zorgen. Soms is het niet geheel zichtbaar dat slakken zich tegoed hebben gedaan aan de jonge koolbladen omdat er geen slijmsporen zichtbaar zijn.

Slakken zijn tweeslachtig en hebben dus geen partner nodig om zich te vermenigvuldigen. Afhankelijk van de aanwezigheid van vocht op en in de grond kunnen ze tot wel 4 generaties per jaar voortbrengen (= gelijk aan ongeveer 500 eitjes).

De bestrijding van slakken kan op veel manieren.

De meest diervriendelijke methode:

  • Leg één of meerdere oude gebolde dakpannen met de holte naar boven op de bodem; ’s morgens kruipen de slakken hieronder en kunnen deze worden weggevangen.
  • Op een zelfde wijze kunnen rabarberbladeren op verschillende plaatsen worden neergelegd; maar dan moet je natuurlijk wel over rabarber beschikken.
  • Natuurlijk kunnen slakken ook handmatig ’s avonds ( in het donker) handmatig worden gevangen en verwijderd.
  • Ook zag ik in het tuincentrum slakkenborstels liggen van zowel 50 cm als 100 cm breed. Inmiddels heb ik begrepen dat deze bij een ware plaag niet echt effectief zijn.
  • Iets meer rigoureus en dieronvriendelijk is het plaatsen van enkele bakjes, gevuld met een laagje bier.
  • Verder zijn er milieuvriendelijke slakkenkorrels te koop, die kunnen worden uitgestrooid.

DE TEELT VAN KOOLPLANTEN.

Sluitkool: algemeen

Sluitkolen zijn de koolsoorten waarvan de bladeren zo dicht opeengepakt zijn dat ze min of meer een “krop” vormen. Het gaat dus om:

•rode kool
•witte kool
•spitskool
•savooikool

Onderstaand vind je algemene teeltaanwijzingen, tips, bijzonderheden die in het algemeen gelden voor alle 4 de typen sluitkool. Ze lijken niet voor niets redelijk op elkaar – ze hebben een aantal overeenkomstige bijzonderheden qua zaai, groei, bemesting, verzorging. Uiteraard zijn er ook verschillen.

Plant

Alle sluitkolen lijken dus min of meer op elkaar:
•ze hebben een korte dikke stengel met daarop een gesloten kool;
•het blad is voorzien van een waslaag (hetgeen onder andere de houdbaarheid garandeert).

Teeltwijzen

Kool is, zoals reeds eerder vermeld, niet gemakkelijk te telen, en sluitkool al helemaal niet. Persoonlijk vind ik de kweek van sluitkool wel gemakkelijker dan bijv. bloemkool en/of broccoli, welke niet tot de sluitkolen worden gerekend.

De verschillende sluitkolen zijn er dan weer in meerdere soorten, speciaal voor een bepaald seizoen (zoals vroege kool, of juist bewaarkool, etc.).

Bodem

Sluitkolen vragen veel van de grond: vochtvasthoudend, rijk, voedzaam, niet te zuur, etc. Op lichtere gronden zouden sluitkolen niet zo mooi vast “sluiten” en minder goed bewaarbaar zijn, op zure gronden is de kans groot op knolvoet. Zie bovenstaand.

Bemesting

Sluitkolen zijn veelvraten en alleseters; ze maken veel wortels, veel blad, een flinke kool. Je kunt daar uit afleiden dat ze veel verbruiken. Zelf mest ik met DCM-mix 5 in granulaatvorm NPK 10-4-8 en 3 Mgo.

En dan tot slot krijgt ze ook tijdens de groei ook nog wat patentkali (voor de smaak, krop- / bladvastheid en houdbaarheid van de kolen).

Het klinkt alsof je nooit teveel mest kunt geven maar dat is nou ook weer niet waar; overbemesting geeft natuurlijk weer zwakte van de plant, slechte koolvorming, ziekten, etc

Als je op zure grond tuiniert zul je ook elk jaar wat kalk moeten geven. Het doen van een grondanalyse kan nooit geen kwaad. Zelf doe ik dat om de drie jaar. Je weet dan precies waar de grond wel en niet nodig heeft.

Standplaats

Houd zeker de bovenvermelde vruchtwisseling aan. Zorg voor een zonnige plaats.

Zaaien

Kool Zaailing

Zaai kolen altijd voor, op een zaaibed of in potjes. Zelf zaaien we altijd in potjes of in tray’s onder glas voor. De kieming verloopt daar goed en de zaailingen zijn daar beschermd tegen vogels (die vinden de jonge blaadjes heerlijk en kunnen ze dan ook tot in het hart kaal vreten).

Kool kiemt snel, een beetje afhankelijk van de periode. Liever dus gelijkmatig in een koele kas of platte bak opkweken dan snel en warm.

Mocht je kool buiten willen zaaien (in potjes of op een zaaibedje), bedenk dan dat elke duif vanaf kilometers afstand een jong koolblaadje kan ruiken                              Bescherm bij buiten zaaien dus altijd je zaailingen tegen vogelvraat.

Zelf koop ik meestal van verschillende soorten 4 koolplantjes bij een tuincentrum of kweker in België.

Planten

Spitskool zaailing

Persoonlijk zaaien we dus kool het liefst voor in potjes, 1 zaailing per 9-centimeter potje. Of in een tray, en dan verpotten we de zaailingen als ze 4 blaadjes hebben alsnog naar 1 zaailing per P9-potje. Dat klinkt heel ruim, maar in zo’n relatief groot potje en met goede potgrond groeien sluitkoolzaailingen zo mooi groot uit en gaan ze dus als flinke zaailingen de grond in met minimaal 8 bladeren. Zorg na het uitplanten uiteraard wel de eerste tijd voor voldoende water……….en pas weer op voor de vogels.

Teeltzorgen

Gebruik koolkragen tegen de koolvlieg, zie de uitleg daarover bij het hoofdstuk .

Bijzondere aandacht voor vraat door duiven aan zowel jonge als opschietende en volwassen planten. Het volledig afdekken met gaas is beslist geen overbodige luxe.

Andere algemene teeltzorgen zijn uiteraard wieden, voldoende water geven bij droogte (want sluitkool heeft relatief veel vocht nodig).

Spitskool gebarsten

Aan de andere kant, als een sluitkool groot genoeg is en ze krijgt plotseling veel water (een paar regenachtige dagen) is de kans groot dat de kolen daardoor barsten. Je kunt ze dan nog wel eten maar je moet ze dan wel gelijk oogsten en in de keuken verwerken.

Oogst

Sluitkolen snijd je met een mes met een stuk van de stronk af. De zijbladeren van de achtergebleven plant mogen op de composthoop, de dikke stronk met wortel zelf blijft nog heel lang hard en verteert amper, daarom verdwijnt deze in deze in de GFT-bak. Van de sluitkool zelf kun je de buitenste losse bladeren afsnijden zodat je alleen de sluitkool overhoudt.

Zelf bewaar ik de geoogste kool op een koele en donkere plek, zo kunnen ze wel een paar weken goed blijven.

KOOL VERSUS GEZONDHEID.

Voedingsstoffen in kolen.
Ongekookte kool bevat veel glutamine, een aminozuur dat belangrijk is voor gezonde ingewanden. Kolen zijn bewezen antiviraal en antibacterieel. Kolen bevatten veel vitamine K wat een essentiële rol speelt in eiwitten die de coagulatie of bloedstolling reguleren.

Kalium zit ook in kolen en dat helpt onder meer de bloeddruk onder controle te houden. Ook bevatten kolen quercetine, een antioxidant wat werkt als natuurlijke histamineremmer dat allergiepatiënten kan helpen.

CONCLUSIE: HET TELEN VAN KOOLSOORTEN VRAAGT OM ENIGE KENNIS, DOORZETTINGSVERMOGEN EN INSPANNING. Maar als alles een beetje mee zit, mag je met trots een gezond en heerlijk koolgerecht bereiden van eigen bodem!!!!!!!!!!!!!

ad 8. AARDAPPELEN.

De aardappel behoort evenals de tomaat, paprika, aubergine, de gojibes en de  vlierbes tot de familie van de nachtschade. Deze familie bevat veel giftige planten. De lampionplant en de petunia behoren tevens tot de familie van de nachtschade. Opletten dus voor kleine kinderen in de siertuin die bloemetjes willen plukken..

lampionplant

petunia

aardappelplant + bloei

Het is zeker raadzaam om na contact met de bladeren van deze planten, de handen zorgvuldig te wassen. De bloei bij aardappelplanten groeit in een later stadium uit tot donkerpaarse / zwarte zaadbolletjes. Deze zijn bij inname bijzonder giftig. Het woord “nacht” van nachtschade  kan verwijzen naar de avond. Verschillende bloemen uit deze familie geven pas tegen de nacht een sterke geur af. Voorbeeld hiervan is de DATURA (Ned. naam: Doornappel).

DATURA ( behoort tot familie van de nachtschade)

Deze plant heb ik jarenlang in grote potten geteeld. Tegen het vallen van de avond daalde in mijn tuin een bedwelmende zoete geur neer. Het sterk inhaleren van deze geur in de directe buurt van de plant leverde bijna een gegarandeerde hoofdpijn op. Nadeel van deze plant is de enorme vocht- en voedingsbehoefte. De schadelijke stof van nachtschade is “atropine”. Bij een te hoge dosis atropine ( bijvoorbeeld: consumeren van grote hoeveelheden gojibes-thee )  kunnen hartritmestoornissen ontstaan.

Jaren geleden werd mij gevraagd een bezoek te brengen aan een amateur-wijnmaker om het logboek te bekijken van de door hem gemaakte vlierbessenwijn. Heel wat mensen waren nl. ziek geworden na het drinken van de vlierbessenwijn bij een familiefeest. Al heel snel bleek de oorzaak hiervan. De vlierbessen waren na de pluk geritst en na kneuzing op gisting gezet. Uiteindelijk was deze wijn gebotteld en gelagerd. Vergeten was echter dat vlierbessen na het ritsen allereerst moeten worden gekookt om de atropine te neutraliseren alvorens het sap op gisting wordt gezet. De werkzame stoffen van de familie van de nachtschade zijn vaak neurotoxische alkaloïden, zoals atropine en nicotine, die het zenuwstelsel van mensen en veel dieren kunnen beïnvloeden. Rijpe vlierbessen dus altijd even afkoken alvorens deze verder te verwerken.

Terug naar de aardappel.

Planten van de familie van de nachtschade zijn bijzonder gevoelig voor Phytophthora; zo ook dus de aardappel.

In deze site is bovenvermeld bij het onderdeel “tomaten” uitgebreid aandacht besteed aan de ziekte Phytophthora. 

Wat geldt voor tomaten is grotendeels ook van toepassing op de teelt van aardappels, zij het dat aardappels doorgaans niet in een kas worden gekweekt en ook een andere plantafstand hebben. Ook is het verwijderen van de onderste bladeren – zoals bij tomatenplanten geadviseerd – niet van toepassing bij aardappels. Maar gelijker tijd is de aardappelplant daardoor ook vatbaarder voor phytophthora.

Aanvullend kan bij aardappels tav Phytophthora nog het volgende worden vermeld.

  • het planten van vroege variëteiten pootaardappelen draagt bij in het voorkomen van Phytophthora.
  • ook het ophogen van aardappelen maakt de aardappel minder gevoelig voor Phytophthora; bij langdurige regen wordt de vocht immers via de “gootjes” van de aardappel afgevoerd en worden eventuele aan de oppervlakte (deels) bloot liggende aardappelen tegen het licht en directe besmetting beschermd.
  • aardappels met een Phytophthora-besmetting kunnen niet als “voorraad” worden bewaard.

Onderstaande cursief vermelde tekst is overgenomen uit een lesmodule van de universiteit uit Wageningen over aardappelen.

Aardappeltelers zijn het hele seizoen hard aan het werk om te voorkomen dat de ziekte hun aardappelen infecteert. Hiervoor gebruiken ze verschillende methodes:

1. Preventieve maatregelen, zoals gewasrotatie en goede bedrijfshygiëne
2. Rassenkeus: er bestaan aardappelrassen die enigszins resistent zijn tegen Phytophthora.
3. Chemische bestrijding: dit is de meest algemene vorm van Phytophthora bestrijding.
4. Afbranden van loof besmet met Phytophthora. Dit voorkomt dat besmette bladeren de knollen of andere planten infecteren.

Preventieve maatregelen verminderen de kans dat Phytophthora het gewas besmet raakt, maar zijn weinig effectief als het gewas eenmaal besmet is. Hoewel het ene aardappelras beter tegen Phytophthora kan dan het andere, zijn er nog geen goede resistente aardappelrassen beschikbaar.

Het spuiten van bestrijdingsmiddelen is daarom de voornaamste methode die gebruikt wordt om Phytophthora in aardappels te bestrijden. Deze methode is effectief, maar is wel verantwoordelijk voor de helft van het totale bestrijdingsmiddelengebruik in Nederland. Gedurende het groeiseizoen spuit een teler bijna wekelijks tegen Phytophthora (15 tot 20 keer in totaal) om infectie te voorkomen. Dit vergt een grote inspanning van tijd, machines en geld. Noot: een boer vertrouwde mij ooit toe dat er vele malen ook wordt gespoten met het voor mens en bodemleven giftige kopersulfaat.
Ook het afbranden van loof is geen ideale oplossing. Bij deze laatstgenoemde oplossing komen er geen chemicaliën in het milieu terecht, maar afbranden kost veel energie en geeft een behoorlijke uitstoot van CO2; niet echt duurzaam dus. Bovendien gaat een deel van de mogelijke oogst verloren bij het branden, omdat de aardappelplant na het branden ophoudt met groeien. Dit afbranden wordt vooral gedaan in de biologische landbouw waar het gebruik van bestrijdingsmiddelen verboden is.

De ziekte “SCHURFT”.

AANTASTING DOOR SCHURFT

Herkenning.

Schurft is herkenbaar aan verkurkte oppervlakkige plekjes op de knol.
Levenswijze.
Schurft wordt veroorzaakt door een straalschimmel, die tijdens de periode van knolaanleg via de lenticellen doordringt in de opperhuid van de knol. De besmetting vindt plaats vanuit de bodem. De knol reageert met kurkvorming op de aangetaste plaats. Door het groeien van de knol barsten de kurkplekjes open en vormen de aldus ontstane wondjes opnieuw een invalspoort voor de straalschimmel.

Deze schurftsoort heeft geen invloed op de opbrengst van het gewas, maar uitsluitend op de kwaliteit.

Schurftige partijen zijn niet geschikt als tafelaardappelen en geven veel schilverliezen bij machinaal schillen ten behoeve van industriële verwerking.

MAATREGELEN.

Raskeuze:

Er is verschil in schurftgevoeligheid tussen de verschillende rassen. Op percelen, waar de ziektedruk hoog is, verdienen weinig gevoelige rassen de voorkeur.

Vruchtwisseling werkt niet effectief aan verlaging ziektedruk.

De straalschimmels veroorzaken ook schade bij andere landbouwgewassen zoals suikerbieten. Zij vermeerderen zich sterk op granen en grassen. Vruchtwisseling draagt dus niet bij aan verlaging van de ziektedruk.

Andere maatregelen.

Beregening.

De infectie vindt plaats aan het begin van de knolzetting. De infectie vindt vooral plaats onder droge omstandigheden. Indien de grond droog is, is beregenen een effectieve methode om de besmetting tegen te gaan.

Contraproductief :Verhoging van de pH verhoogt de ziektedruk

Bemesting

Algemeen: Aardappel is een gewas waar het primair de bedoeling is om mooie gezonde en bewaarbare aardappels te telen. Om ondergronds mooie vruchten te verkrijgen is het noodzakelijk bovengronds gezond en krachtig groen / loof te verkrijgen. Geen gezond groen, geen goede oogst aardappelen. De bemesting moet dus randvoorwaardelijk hierop worden afgestemd.

Zelf gebruik ik DCM Aardappelmest. Dit is een samengestelde organische meststof NPK 5-4-15 / dosis ongeveer 30 gram per plant; toe te dienen gedurende de maanden maart, april en mei. Deze mest is een rijk aan kalium voor stevige, smakelijke en grote aardappelen die lang houdbaar zijn. Is 100 % organisch, toegelaten voor gebruik in de biologische land- en tuinbouw.

Verder geldt voor bemesting:

  • Wees zuinig met kippenmest ivm een te hoog niveau stikstof (N=natrium).
  • Let ook op met bemesting van paardenmest. In het verleden had ik een moestuin gepacht in de directe omgeving van een manege. In de directe omgeving van mijn perceeltje lagen grote hoeveelheden paardenmest opgestapeld. Ik mocht hiervan onbeperkt gebruik maken voor bemesting. In beginsel rekende ik dit tot één van mijn tuinders-zegeningen. Het tegendeel bleek na enkele jaren. Aardappelen en diverse andere knolgewassen bleken ernstig te zijn aangetast met kleine gaatjes. Maar niet bij mij alleen; ook bij andere tuiniers in de directe omgeving van mijn perceeltje. Uiteindelijk bleek er een verdenking uit te gaan naar jarenlange bemesting met paardenmest. Enkele aangetaste (knol)gewassen zijn vervolgens nader onder een microscoop bekeken in een bedrijf dat gespecialiseerd is in gewasbestrijding. De boosdoener bleek het grondaaltje te zijn dat zich prima thuis voelt in met paardenmest bemeste aarde. Advies was: of de met grondaaltjes “besmette” grond enkele jaren niet te gebruiken voor knolgewassen of de grond te ontsmetten met een daarvoor bestemd poeder. Tegen mijn zin heb ik de “aangetaste” grond met een poeder moeten bestrooien en deze vervolgens omgespit. Uiteraard ook geen paardenmest meer gebruikt. De aantasting met grondaaltjes is nadien vrijwel volledig opgelost. Overigens werd mij verder duidelijk gemaakt dat paardenmest – evenals varkensmest – weinig voedingswaarde heeft, maar wel verbeterend werkt naar de grondstructuur.
  • Veel loof ? Mest minder royaal; kan zijn dat er een te hoog niveau stikstof (N=natrium) in de mest aanwezig was; zie o.a. bovenstaand / kippenmest, maar zeker ook duivenmest.
  • Beetje stress (maar dan wel bij de aardappelplant) komt smaak ten goede.
  • Bemesting vraagt om een hoog Kali-gehalte (zie bovenstaand).

Maar goede bemesting is zeker een goede basis voor een gezonde oogst, maar is beslist geen garantie hiertoe. Er ligt heel wat kommer en kwel op de loer om roet in het eten te gooien. Dat heb ik gedurende de vele jaren dat ik tuinier meerdere malen mogen ondervinden.

Potentieel zijn er meer dan 40 ziektes / belagers / aandoeningen / omstandigheden die een (te verwachten) mooie oogst uiteindelijk toch nog kunnen doen uitmonden in kommer en kwel. Ik heb me de moeite getroost om al deze 42 potentiële gevaren aan een nadere beschouwing te onderwerpen. Enkele daarvan ( Phytophthora en schurftaandoening) zijn nader uitgewerkt. En eerlijk gezegd zakte me na het lezen hiervan de moed in de schoenen en concludeerde op dat moment in de toekomst geen aardappels meer te telen. Meer dan eens heb ik vrijwel dagelijks de gevreesde Coloradokevers van het aardappelloof gevangen. De rupsen daarvan zijn in staat om binnen heel korte tijd het aardappelloof volledig af te eten. Maar er zijn ook jaren dat ze er totaal niet waren. Maar vrijwel direct daarna besefte ik ook dat er vele jaren waren geweest dat de aardappelteelt wel prima was verlopen. Vervolgens probeerde ik op basis van deze laatste constatering een globale analyse te maken van de succesfactoren van een geslaagde oogst.

De belangrijkste gebleken succesfactoren VOOR MEZELF van een “geslaagde” aardappeloogst.

Algemeen.

  • Om te beginnen heb je de weersomstandigheden niet zelf in de hand; daar is in directe zin geen invloed op uit te oefenen. Indirect kun je wel anticiperen op mogelijke ongunstige weersomstandigheden voor de aardappelteelt. Veelal hebben wij als hobby-tuiniers het aardappelperceeltje binnen een met hagen of anderszins omheinde (volks)tuin staan. Voor veel groenten, kleinfruit en bloemen is dit niet verkeerd en soms zelfs ook een voordeel. Voor de teelt van aardappelen is een dergelijke situering echter  niet als optimaal te bestempelen. Zoals eerder vermeld is een langere bladnatperiode bij tomaten en aardappels bijna randvoorwaardelijk aan de ontwikkeling van de bladziekte Phytophthora. Het is dus zaak deze bladnatperiode zo kort mogelijk te houden. Situeer het met pootaardappelen te planten perceeltje dus op een plek waar de zon en de wind ruim invloed kunnen hebben waardoor vocht op de bladeren en de grond zo snel mogelijk opdroogt. Nauw hieraan gerelateerd is het verwijderen van opschietend onkruid tussen de planten die belemmerend werken tegen het snelle en gewenste drogen van het vocht op het aardappelloof.
  • Spit het te beplanten perceeltje vóór de winter grof om, ongeveer 30 cm diep.
  • Mesten vóór eind februari heeft 0% effect. Dit is een fout die ik nog veel om me heen zie gebeuren. Ik heb ooit een lezing gevolgd van professor Houben, een autoriteit op het gebied van de wijnbouw. Deze hield zijn toehoorders voor dat het qua inspanning en geld zonde is om voor einde februari te bemesten omdat de regen tijdens de winterperiode de eerder aangebrachte bemesting volledig uitspoelt onder het teeltniveau van de grond. Je denkt dus vóór de winter voldoende bemesting te hebben aangebracht, terwijl de gepote aardappelen een voedingsgebrek zullen hebben en uiteindelijk voor veel onheil en groeitekort ontvankelijk zijn. Zoals bovenstaand reeds vermeld is het niet raadzaam in het voorjaar verse (stal) mest onder te spitten of verteerde mest met een te hoog stikstofgehalte (zie bovenstaand).

Pootgoed

•Koop poters half maart..
•Kies mooie en gave poters zonder zwarte spikkels en niet zacht (zacht = ‘versleten’)
•Grote poters geven veel knollen, kleine poters geven grotere knollen
•Grote knollen (35-50 millimeter) poot je op een onderlinge afstand van 25 centimeter, kleine knollen (28-35 millimeter) op 15 centimeter.
•Tussen de rijen: ongeveer 65 centimeter. Reken aan de hand hiervan uit hoeveel je nodig hebt.
•Vroege en sterke rassen hebben de voorkeur (Frieslander, Amora, Doré, Willem van Oranje) zijn het beste tegen phytophthora. Ze worden geoogst voor de ziekte toeslaat.

Voorkiemen

•Kiem voor in maart
•Kiem voor in kistjes
•Leg de poters in het licht

Begin voorkiemen in huiskamer

•Topkiem verwijderen
•Poters met 1,5 centimeter kiem naar buiten
•Verder kiemen op beschutte, droge plaats / afharden poter.

Poten

•Begin april poten
•Grote poters (35-50 millimeter) op 25 centimeter afstand Kleine poters (28-35 millimeter) op 15 centimeter afstand
•Tegen phytophthora (aardappelziekte) en voor gemakkelijk werk: 70 centimeter ruimte tussen rijen
•Bij dreigende nachtvorst: afdekken met plastic

Ruggenteelt

•In ruggen telen heeft als voordeel dat de grond sneller opwarmt dan op vlakke grond. Verder voorkomt het dat de knollen groen worden en zorgt het voor meer ondergrondse uitlopers. Overschot aan water loopt weg langs de ruggen.
•Bouw rug geleidelijk op tijdens groei, door tijdens het wieden de aarde naar de plant te harken
•Stop aanaarden vlak voor ‘sluiting’ gewas.

Verzorging

•Bestrijd slakken, die het voorzien hebben op de knollen.
•Geef niet te snel water, alleen als het heel droog is. Bevloei dan de grond in plaats van sproeien.
•Zodra er omstreeks juni zwarte vlekjes verschijnen (phytophthora) moet je het loof verwijderen. Trek het van de plant en gooi het in de afvalcontainer en niet op de composthoop, of verbrand het. Laat de aardappels nog een paar weken zitten.
•Als het loof geel wordt en afsterft zijn de aardappels klaar om te rooien.

Rooien

•Rooi de aardappels bij droog weer; bij voorkeur met een riek.
•Wip de knollen omhoog met een greep
•Trek de aardappels met de hand uit de grond.
•Zorg dat je alle knollen de grond uit haalt, om besmetting met ziekten en aaltjes te voorkomen.                                                                                                                  * Laat de gerooide aardappelen op het land drogen, alvorens ze in kisten of zakken op te beregn.

Opslag

•Sla de piepers droog, koel en luchtig op, bijvoorbeeld afgedekt onder een afdak
•Isoleer opgeslagen aardappels tegen vorst
•De temperatuur moet tussen 2 en 8 graden liggen.

Wisselteelt

•Pas teeltwisseling toe. Poot niet opnieuw aardappels op hetzelfde stuk land, maar wacht een aantal jaren.
•Wat ook kan is na de piepers afrikaantjes inzaaien; teeltwisseling in een jaar.
•Wissel regelmatig van ras om ziektes te voorkomen.

ad 9. (echte) KERVEL.

KERVEL (echte)

Kervel behoort tot de familie van schermbloemachtige en is een éénjarige plant.

Vers geteelde kervel kom je zelden tegen in de winkels; soms nog op weekmarkten of in biologische winkels. Misschien daarom dat het gebruik van kervel in Nederland vrij beperkt is. Wel in kleine blikjes verkrijgbaar. Maar leuker is het natuurlijk om ergens in een hoekje van de (moes)tuin of in het najaar onder glas zelf kervel te kweken. In België daarentegen is kervelsoep nog steeds een heel populair gerecht. In het Maastrichtse wordt kervelsoep ook met gort bereid. Kervel kan na het oogsten het best in een afgesloten plastic zak in de koelkast worden bewaard. Na wassen de stengels licht deppen met keukenrolpapier. Vervolgens dikke stengels verwijderen en het groen licht fijn snijden. Vers gebruik is natuurlijk aan te raden en ook het lekkerst. Als ik een grotere hoeveelheid kervel oogst, vacumeer ik porties van 25 en 50 gram, die vervolgens worden ingevroren. Zo kan ik ook ’s winters genieten van een heerlijke kervelsoep. Indien goed gevacumeerd, gaat de kwaliteit niet echt achteruit.

Kervel kan echter ook rauw en fijn gesneden aan een salade worden toegevoegd of aan een gerecht. Niet te lang (enkele minuten ) laten meekoken omdat kervel anders teveel van zijn smaak verliest. Maar beter is het om kervel fijngesneden na het koken door het gerecht te roeren of te mengen; bijvoorbeeld komkommersalade of een vissaus.

Kervel is rijk aan Vitamine C en vezels en heeft een lichte anijsachtige smaak. Het kruid is een bron van kalium en heeft dus een bloeddrukverlagende werking.

Echte kervel groeit op voedselrijke, zonnige tot half beschaduwde plaatsen, bij voorkeur op vochtige tot natte bodem. Mijn ervaring is dat kervel vlug doorschiet en “in de bloem” geraakt bij een te zonnige standplaats. Kervel kan daaromhet best 2 x per jaar worden gezaaid; zowel in het voor- als najaar. Zaaibed bij droog weer het liefst bedekken met een vochtige doek (juten zak). Zelf heb ik eenmaal in september buiten onder glas kervel gezaaid. Bij dreiging van vorst werd de bovenzijde afgedekt met dikke noppenfolie. Tot en met het voorjaar heb ik verse kervel geoogst.

Waakzaamheid en oplettendheid is geboden voor het plukken van “vermeende kervel” in de vrije natuur. Er zijn enkele plantensoorten die veel op kervel lijken maar giftig zijn zoals:

Dolle kervel, die zijn naam te danken heeft aan het feit dat koeien als ze er veel van eten zich gedragen als dronkaards.

DOLLE KERVEL

Gevlekte scheerling, dat door de Oude Grieken voor de voltrekking van een doodvonnis gebruikt werd.

GEVLEKTE SCHEERLING

ad 10. ASPERGES.

Asperges zijn niet goedkoop maar met enige inspanning en geduld kunnen ze vrij gemakkelijk in de eigen achter- of moestuin worden gekweekt. Dit is een leuke bezigheid maar er komt nog aardig wat bij kijken voordat dit “witte goud” op je bord ligt. Onderstaand staat beschreven hoe je dit moet aanpakken, van zaadje tot maaltijd.

De opbouw van een “aspergebed” is vrij bewerkelijk en vraagt enig geduld alvorens voor het eerst kan worden geoogst

(Witte) asperges vragen om een goed doorlaatbare zanderige grond, die in het Zuid-Limburgse niet aanwezig is. Voor de teelt van witte asperges moet de grond in Zuid-Limburg dus worden “bewerkt”. Voor de teelt van de groene asperge is dit niet vereist. De groene asperge kan ook minder diep worden geplant.

Zelf heb ik gekozen voor de teelt van de witte asperge en heb op onderdelen afgeweken van de normaal gesproken opbouw / beheer van het aspergebed.

Voor eigen gebruik heb ik voldoende aan 12 planten (lees: aspergeklauwen ), in één rij geplant. Hierdoor hoefde ik geen rekening te houden met een onderlinge afstand tussen de rijen van 1.5 mtr.  Hiervan kan in de aspergeperiode om de 4-5 dagen (afhankelijk van de buitentemperatuur) worden geoogst. Het is wel raadzaam een asperge-steekmes aan te schaffen; via internet te bestellen.

ASPERGEMES

Opbouw van het aspergebed.

Ik heb een bed uitgegraven van 80 cm breed en 80 cm diep. De na het planten opnieuw aan te vullen grond is met 50% scherpe zand gemengd ( 1 schop grond, 1 schop zand etc…). Zodoende werd een goed doorlaatbare zanderige grond /afdeklaag verkregen waardoor de scheuten gemakkelijk hun weg naar boven kunnen vinden. Hierin zijn de door mij via zaad geteelde aspergeklauwen (zie beneden staande foto) geplant met een tussenruimte van 30 cm nadat op de bodem (=80cm diep) ongeveer 15 cm licht aangedrukte en met zand vermengde aarde werd aangebracht. Na het planten de aspergeklauwen bedekt met ongeveer 15 cm met zand vermengde grond. Nadat de planten waren geworteld is het plantgat tot het maaiveld dicht gegooid met de met zand vermengde aarde en licht aangedrukt. Ik verhoog het bed niet met grond zoals dat bij de aspergeboeren in midden Limburg wel gebeurt. Dit laatste is n.l. gemakkelijker en werkt sneller om de asperges vanaf de zijkant te kunnen stekken met het aspergemes. Het eerste jaar na het planten is het bed niet afgedekt met zwarte landbouwfolie. Nadat de asperge het eerste jaar boven de grond komt schiet deze dan verder door en wordt een groene asperge, die dan ook als zodanig kan worden geoogst. Geadviseerd wordt dit het eerste jaar niet te doen ter verkrijging van krachtige gezonden planten. Vanaf ongeveer 20 cm boven de grond opent de groene asperge het kopje om verder uit te groeien tot plant ( ongeveer1.25 hoog).  Groene asperges zijn makkelijker, deze hoeven immers boven het maaiveld geen witte stengels te maken en kunnen daarom ook veel ondieper geplant worden. Deze hoeven later ook niet opgehoogd te worden en doen het ook veel beter in de klei dan hun witte broertjes en zusjes.

Het bedekken van het bed met de landbouwfolie gebeurt vanaf het tweede jaar na het planten (half maart). Afhankelijk van de buitentemperatuur let ik op of de folie op bepaalde plaatsen niet iets omhoog wordt geduwd door de kopjes van de asperges. Voor mij een teken dat er geoogst kan worden. Ik verwijder met het aspergemes ongeveer 5 cm diep de grond rondom de bovenzijde van de te steken asperge. Vervolgens steek ik met het mes ongeveer 25 cm langs de asperge naar beneden en steek de asperge met een schuine beweging af. Dit is iets meer werk dan de professionele methode, maar er hoeft zodoende geen “grondkap” boven op het bed te worden gemaakt.

Maar het kan ook anders zoals onderstaand wordt beschreven. Dit is de professionele wijze van het aanleggen van een aspergebed.

Zaad of aspergeklauwen kopen?

ASPERGEKLAUWEN, beetje lijkend op een mop.

Je kunt ervoor kiezen om zelf te zaaien of om aspergeklauwen te kopen.

Aspergeklauwen zijn de wortels van een 2 jaar oude plant en deze kun je meteen gebruiken om de asperges te kweken. Als je kiest voor zelf zaaien dan moet je dus eerst 2 jaar langs wachten voordat je deze aspergeklauwen zelf hebt gekweekt. Zelf heb ik gekozen om de planten te verkrijgen door zelf te zaaien omdat ik het gehele proces wilde volgen. Maar voor een sneller resultaat raad ik aan om de aspergeklauwen te kopen bij de kwekers, je kunt dan in het tweede jaar meteen al een aantal asperges oogsten. Er zijn veel websites waar deze online zijn te bestellen. De planten worden thuis netjes afgeleverd met de instructies erbij. Als je besluit de planten te kopen, kun je het volgende hoofdstuk “Zelf zaaien” ook meteen overslaan.

Zelf zaaien.

Wil je toch het hele proces van de eerste 2 jaar meemaken en de plantjes zelf opkweken, dan moet je eerst een keuze maken waar je dit wilt doen, binnen of buiten. Sommige van deze zaden zijn vrij prijzig. Het is dus aan te raden op safe te spelen en dus binnen te zaaien. Zelf heb ik gekozen voor een Limburgse (zaad)variëteit (Asperge HORLIM F1 hybride no. 14). Vanaf begin maart tot het einde van april kun je beginnen met zaaien in een zaaibakje met ongeveer 10 cm aarde. Leg de zaden bovenop deze aarde en zorg dat ze ongeveer 5 cm afstand van elkaar hebben. Hierna plaats je ongeveer 1 cm zand op de zaden.

De zaden moeten ergens geplaats worden waar het licht is en ze houden van een kamertemperatuur. Verder moet je de zaden vochtig houden. Binnen een week of 2 zie je de eerste plantje de kop opsteken en als ze 10 cm gegroeid zijn is het tijd om ze in aparte potten te planten. Neem hiervoor potten die diep zijn, dit voor de grote wortels die de plant krijgt.

Rond mei zouden de plantjes ongeveer 30 cm hoog moeten zijn en is de tijd aangebroken om ze over te planten naar een tijdelijk kweekbed buiten. Dit bed moet je zeer diep omspitten, minimaal 50 cm en zorg dat de planten 30 cm van elkaar afstaan. Hier laat je ze anderhalf jaar staan zodat ze genoeg wortels aan de klauwen krijgen. Na deze anderhalf jaar, dus rond februari / maart is het tijd om de wortels uit de grond te halen, gebruik hiervoor een riek of probeer het voorzichtig met een schep. Je hebt nu zelfgemaakte aspergeklauwen die je 2 jaar geleden ook meteen bij een kweker had kunnen kopen. Lees nu verder voor het vervolgproces waarin de planten naar hun definitieve kweekbed gaan.

De aspergeklauwen poten.

Als je de aspergeklauwen niet zelf hebt gekweekt, heb je deze waarschijnlijk bij een kweker of bij een webshop gekocht. Deze klauwen zijn al 2 jaar oud, zie het hoofdstuk “Zelf zaaien” hierboven. In de volgende hoofdstukken wordt vermeld hoe je het poten en verzorgen aanpakt.

Standplaats kiezen.

De standplaats is erg belangrijk, vooral voor de witte asperges. Ze hebben het liefst een lichte grond die goed doorlaat en ze willen een hoog humus gehalte. Zandgrond is perfect maar op bijvoorbeeld klei zullen ze het veel minder doen. Zie bovenstaande beschrijving hoe ik mijn kleigrond met zand heb vermengd.

Zorg dat je de bedden op een zonnige plek graaft, hoe warmer de zon de grond kan opwarmer hoe vroeger de oogst. Let een beetje op waar je ze precies plant in de (moes) tuin want het loof van de plant kan best hoog worden en kan voor schaduw zorgen op de andere plantjes. Zorg in ieder geval voor de perfecte plek want deze zal hier zo’n 15 jaar blijven.

De grond voorbereiden

Heb je in de tuin een harde grond waar wortels moeilijk doorheen komen dan kun je het beste wat voorbereidingen maken, liefst een aantal maanden van tevoren. Een asperge heeft namelijk een worteldiepte van 75-80 cm nodig en daarom moet je het definitieve plantenbed diep omspitten, zeker tot 75-80 cm. Doe dit altijd met droog weer en een droge grond. Maak de grond ook helemaal vrij van wortelonkruid. In de Zuid-Limburgse situatie is – zoals bovenstaand reeds ia vermeld – vermenging van de kleigrond met zand noodzakelijk bij de teelt van witte asperges.

Het is ook aan te raden om de grond goed te bemesten en hiervoor kun je compost, humus of stalmest gebruiken. Voeg deze toe als je de grond aan het spitten bent en gebruik zo’n 10 liter per vierkante meter. Het is ook aan te raden na de oogstperiode ( 24 juni ) een gift kali toe te dienen aan het aspergebed. Als je dit niet wilt gebruiken kun je de as van onbehandeld verbrand hou uitstrooien over het bed. Hierin zit nl. ook veel kali.

Onderstaand de professionele aanpak van de opbouw van het plantgat.

Planten

De aspergeklauwen moeten vroeg in de lente geplant worden. Graaf een geul van ongeveer 25 cm diep en 70 cm breed, de lengte hangt natuurlijk af van hoeveel klauwen je hebt en hoeveel ruimte. De aarde die uit de geul komt schep je er netjes naast. Als je meerdere rijen maakt moet je zeker anderhalve meter ruimte overlaten tussen deze rijen. Spit de bodem van de geul nog een keer goed om en maak deze daarna netjes plat.

Nu kun je om de 30 cm een plantje plaatsen en zorg hierbij dat de wortels van de plant zo gelijkmatig mogelijk verspreid worden. De groeipunten moeten in de lengterichting van de bedden staan want anders is er later kans dat de aspergestengels naast de bedden gaan groeien. Nu ga je de geul waar de aspergeklauwen inliggen dichtgooien met de hand. Gooi hem nog niet helemaal dicht, leg er ongeveer 7 cm aarde bovenop, de rest dekken we af als de plant begint te groeien. Het kan zijn dat de ene plant sneller groeit dan de andere maar dit maakt niet uit. Geef de planten water als de bedden droog zijn, vooral bij de droge dagen die nog wel eens voorkomen in april.

Zorg ook dat de geulen goed onkruidvrij blijven, als we daarmee bezig zijn in de loop van de zomer vullen we de geulen steeds verder op totdat ze aan het eind van het seizoen vol met grond zitten.

Na het planten

Jaar 1

JAAR 1 / JONGE PLANT

De plant zal het eerste jaar flink groeien. Omdat ik niet wens te spuiten met vergift heb ik het eerste jaar zeer regelmatig de nodige rupsjes van de aspergekever handmatig verwijderd. Zo niet vreten deze het groen geheel kaal. De volgende jaren heb ik hier geen last meer van gehad.

Rond november is het tijd om al het loof te verwijderen dat is afgestorven. De bedden moeten altijd goed worden opgeruimd want de planten zijn nogal gevoelig voor ziektes. Deze worden door de aspergekever en de aspergevlieg veroorzaakt, dus met een schoon bed is er veel minder kans op ziektes. De kever legt eitjes aan de onderkant van de stengels. Trek dus de totale stengel tot aan de basis van de aspergeplant eruit. Vernietig alle loof door het te verbranden, hiermee worden ook de kevers– en vliegeneitjes vernietigd.

Jaar 2

In het tweede jaar kunnen we onze eerste asperges oogsten. Eerst gaan we de grond boven de asperge ophogen door een berm te maken, dit doen we rond begin april.

We maken de berm nog niet zo hoog, hoogstens 25 cm. In de maand mei zullen de stengels door de berm heen groeien en zodra je de eerste kopjes naar boven ziet komen kun je er een paar oogsten, meestal niet meer dan 2 per plant omdat de plant nog jong is en niet klaar is voor een lange oogst. Oogsten doe je door de grond rondom de asperge weg te halen en de stengel beet je pakken aan de top. Snij hem daarna met een mes onderaan af en vul het gat weer op met grond. Leg de asperges even een paar uur in het water, dit voorkomt snelle uitdroging.

Jaar 3

De plant gaat dit jaar veel meer asperges geven dan vorig jaar. In het voorjaar schudden we de bedden een beetje los en graven we ze voor een deel af om de grond een beetje sneller op te laten warmen. Komen de eerste kopjes naar boven? Dan maken we een nieuwe heuvel bovenop de koppen, zorg dat deze 20 cm boven het maaiveld uitkomt. Gebruik de grond die naast de rijen ligt zodat je een mooie heuvel krijgt die vanaf de gegraven geulen waar je de aarde vandaan hebt ongeveer 40 cm hoog is. Als de koppen boven de berm uitsteken kan de oogst beginnen, je zou nu zo’n 6 weken moeten kunnen oogsten.

Jaar 4 en de rest.

De planten zijn volgroeid en er kan het volledige seizoen geoogst worden. Doe dit tot de officiële einddatum van het seizoen, 24 juni. Laat de plant daarna uitrusten zodat hij de komende jaren nog veel mooie asperges kan geven. Na een jaar of tien tot twaalf is het afgelopen met de plant en kun je de grond waar deze in stond 25 tot 30 jaar niet gebruiken voor asperges. Je zult een ander stukje grond moeten zoeken.

Wil je liever zelf groene asperges telen? Bouw dan geen bermen maar laat ze doorgroeien tot een cm of 30.

ad. 11. SLA

Sla mag eigenlijk in geen enkele moestuin ontbreken. In het verleden zaaide ik geregeld zelf een klein bedje. Maar omdat ik graag voor eigen consumptie diverse soorten sla mix, koop ik geregeld 12 doorgewortelde slaplantjes in een tuincentrum, waaronder de gewone kropsla (linksbeneden), lollo rosso (midden) en eikenbladsla (rechts). Enkele weken later koop ik dan weer 12 nieuwe plantjes.

 Maar voor wie wil zaaien: Op internet staan mooie zaaitabellen voor de diverse soorten sla.

De kropsla is een geheel andere sla dan de afgebeelde Lolo Rosso en de Eikenbladsla. De laatste 2 soorten hebben geen krop maar bestaan eigenlijk uit een aantal lagen bladeren.

Naast deze soorten sla zijn er verder nog veel aanverwante slasoorten. Een aantal daarvan is duidelijk anders en heeft ook een andere manier van telen en/of bereiden. Dit zijn de bindsla, ijsbergsla, pluksla en veldsla. Deze laatste is overigens geen familie van de kropsla.

BODEM

Sla stelt hoge eisen om te voorkomen dat ze doorschiet moet eigenlijk alles zo in orde en stabiel mogelijk zijn; niet te warm, niet te koud, niet te nat maar zeker ook niet te droog, etc. Op kleigrond heeft ze wat langer nodig om te groeien maar krijgt de kropsla wel een mooie krop, op zandgrond is de krop losser en kleiner, maar ze groeit daar wel sneller.

BEMESTING

Sla heeft redelijk veel voedingsstoffen nodig, met name stikstof tbv de bladvorming (zoals overigens alle bladgewassen). In het voorjaar organische mest toedienen in de vorm van korrels, of een andere stikstofhoudende meststof: teveel daarvan vergroot het nitraatgehalte in het blad (hetgeen vooral na de oogst wordt omgezet in nitriet, hetgeen in grotere hoeveelheden schadelijk is voor de gezondheid).

De andere soorten, die dus qua zaaien, verzorgen, oogsten, bereiden, etc. identiek is aan de kropsla vind je nog in het lijstje hieronder:

Eikenbladsla:

Deze sla maakt geen krop maar de bladeren zijn wat karakteristiek ingesneden en liggen losjes vanuit de plant in een waaier naar buiten. De smaak is prima, idem als kropsla, de structuur is wat minder zacht (simpelweg omdat de gesloten krop van kropsla beschermd wordt tegen weersinvloeden, eikenbladslabladeren liggen bloot en dus blootgesteld aan regen, wind, zon, etc.). Een prima  sla om te mengen met verschillende andere soorten sla.

BELAGERS: Slakken, bladluis, vogels

TOT SLOT:  Informatie van het “VOEDINGSCENTRUM”.

Na recente onderzoeken weten we dat het eten van nitraatrijke groenten samen met vis geen gevaar vormt voor de gezondheid. Het maakt bovendien niet uit hoe vaak je per week nitraatrijke groente, zoals sla, spinazie, bietjes en andijvie eet.

ad.  12. KRUIDEN (bieslook, tijm, salie, peterselie, bieslook).

BIESLOOK (ook wel pijpgras genoemd).

Bieslook laat zich ook gemakkelijk kweken in een pot(je), waarbij natuurlijk wel aandacht noodzakelijk is voor voeding en vocht.

Als het begint te winteren kan bieslook in een pot(je) nog een tijdje als gehele plant op de vensterbank staan en kan er nog even van worden geknipt.

Groeit in de volle grond op vrijwel elke grondsoort, maar het liefst in rijke, iets kalk- en vochthoudende grond.

•Standplaats: tamelijk zonnig.
•Vermeerderen: met zaad in de volle grond als die warm is of de pollen in groepjes van 6-10 bolletjes scheuren en ze op 15 cm van elkaar terug planten.
•Smaak: verfijnde en aromatische uiensmaak.
•Keuken: in/bij soepen, sauzen, dressings, salades, aardappel- en eiergerechten. Ook mooi als garnering, gesnipperd of door met de sprieten pakketjes samen te binden.
•Gebruik: niet verwarmen, omdat anders de smaak verloren gaat.
•Extra: naast vitamine A en B ook een hoog gehalte aan vitamine C.

Bieslook in de tuin.
Het is raadzaam bieslook  om de vier jaar een ander plekje te geven. Jonge bieslook smaakt het lekkerst. Als de plant in de bloei komt is het aan te raden de stengeltjes enkele centimeters boven de grond af te snijden (eerst 1/3 deel en na bijv. 1 week weer 1/3 deel etc). Of je moet de bloemknopjes zodanig waarderen dat dat deze om hun schoonheid als bloem mogen doorgroeien.

Bieslook in de keuken.                                                                                                                                                                                                                         Fijngesneden is bieslook op z’n best; bijvoorbeeld in salades, soepen, ragouts, roerei, sauzen en dressings. Indien bieslook wordt meegekookt verdwijnt de smaak grotendeels. Dat geldt ook voor de gedroogde vorm. Ook prima als garnering te gebruiken.

Bewaren.                                                                                                                                                                                                                                                       In een goed afgesloten plastic zakje kan bieslook ongeveer 1 jaar in de diepvries worden bewaard. In een vochtige doek enkele dagen in de ijskast.

In de bermen vlak bij de wijngaard groeien vele pollen wilde bieslook. Het is echter opletten geblazen om deze voor consumptie te plukken. In dit gebied leven nogal wat vossen die hun behoeften o.a. in de bermen doen. ZIE TEVENS ONDERSTAAND ARTIKEL VAN HET RIVM.

In dat kader wil ik wijzen op onderstaand gepubliceerd artikel van het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) met betrekking tot een forse toename van een besmetting met de  VOSSENLINTWORM IN DE OOSTELIJKE BUITENGEBIEDEN VAN MAASTRICHT.

Toename vossenlintworm bij vossen in Zuid-Limburg

Publicatiedatum: 04 juli 2013
Wijzigingsdatum: 20 oktober 2016

Het aantal besmette vossen met vossenlintworm neemt toe in de oostelijke buitengebieden van Maastricht. Zeven jaar geleden was nog 1 op de 10 vossen besmet, nu is ongeveer de helft van de onderzochte vossen besmet. Dit is de belangrijkste conclusie uit een nog niet afgerond onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in opdracht van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA). De kans dat mensen besmet raken met een vossenlintworm en daardoor ziek worden, is zeer klein.

In totaal zijn 37 vossen onderzocht op de vossenlintworm. Het gaat om 13 vossen uit wildbeheereenheid Savelsbos en 24 uit wildbeheereenheid Geuldal in Zuid-Limburg. De lintworm is aangetroffen bij 19 vossen (51%). Dat is een forse toename ten opzichte van 2005-2006 toen bij 15 van de 166 onderzochte vossen de vossenlintworm werd aangetroffen (9%).

Vossenlintworm.

De vossenlintworm is een kleine lintworm (1-4,5 mm). Deze lintworm leeft in de darmen van de vos en produceert eitjes die met de ontlasting worden uitgescheiden. De vossenlintworm komt al vele jaren voor bij vossen in Centraal-Europa. In Nederland komt deze lintworm voor bij een deel van de vossen in Zuid-Limburg. Mensen kunnen besmet raken door het eten van wilde bosvruchten, paddenstoelen of fruit dat op de grond is gevallen waar vossenlintwormeitjes op terecht zijn gekomen. Ook (in)direct contact met vossen vormt een besmettingsrisico.
Honden en katten kunnen evenals vossen besmet raken doordat zij besmette knaagdieren eten. Via likken kan de hond eitjes in de vacht verspreiden en door contact met de vacht kunnen mensen besmet raken. Bij katten is dit risico minder groot omdat zij veel minder eitjes uitscheiden nadat zij besmet zijn.

Ziek door vossenlintworm.

De toename van besmette vossen zorgt ook voor een groter risico op ziektegevallen bij mensen. De kans dat mensen besmet raken met eitjes van de vossenlintworm en dan ziek worden is zeer klein, maar de ziekte is ernstig. De ziekte die kan ontstaan bij de mens heet alveolaire echinokokkose en openbaart zich meestal pas na een lange tijd (5-15 jaar). De ziekte tast de lever aan. Behandeling is mogelijk en bestaat uit langdurig tot levenslang slikken van een antiwormmiddel zo mogelijk in combinatie met operatieve verwijdering van aangetaste delen van de lever. In 2008 was er in Limburg sprake van de eerste Nederlandse patiënt met een vossenlintworm.

Voorzorgmaatregelen voor mens en dier.

Mensen die in Zuid-Limburg wonen of daar op vakantie gaan, wordt afgeraden met de blote hand uitwerpselen of kadavers van vossen aan te raken en uit de buurt van vossenholen te blijven. Was wilde bosvruchten, zelf geplukte paddenstoelen, valfruit en groenten uit de moestuin grondig en kook groenten en fruit uit risicogebieden voor consumptie. Voorkom dat er vossen in de moestuin kunnen komen. En gebruik tijdens het tuinieren altijd handschoenen.
Voorkom dat honden en katten knaagdieren uit deze gebieden eten. Daarnaast is het belangrijk om honden en katten in Zuid-Limburg, die regelmatig los lopen, elke 4 weken met een antiwormmiddel (het middel praziquantel) te ontwormen. Vooral voor jachthonden en/of honden die knaagdieren eten is dit van belang. De dierenarts kan hier meer informatie over geven.

TIJM.

Tijm kennen we als een veelzijdig keukenkruid. De thymus vulgaris (echte tijm) is een aromatische, altijd groen blijvende, bossige halfheester. De stengel verhout in het tweede seizoen. In de tuin trekt tijm bijen en andere nuttige insecten aan en het heeft zelfs geneeskrachtige eigenschappen. Tijm is gemakkelijk zelf te kweken. Alle soorten zijn eetbaar maar de gewone tijm wordt het meeste gebruikt in de keuken.

Tijn in de tuin.                                                                                                                                                                                                                                             Tijm dient op grond te staan die goed waterdoorlatend is, het liefst kalkrijk. Wel veel zon graag en weinig vorst en een beschutte plek in de winter. geeft de plant meer overlevingskansen. In de moestuin of kruidentuin zorgt tijm niet alleen voor het aantrekken van allerlei nuttige insecten maar houdt het ook luizen op afstand. Het combineert goed met andere kruiden zoals marjolein, basilicum en citroenmelisse.

Oogsten.                                                                                                                                                                                                                                                      Het oogsten van tijm kan door in de zomer de bladeren of takjes te plukken. Deze zijn het best wanneer tijm in bloei staat.

Tijm in de keuken.                                                                                                                                                                                                                                       Van tijm worden de kleine blaadjes en de jonge takjes gebruikt. Zelf gebruiken wij enkele takjes tijm in de pasta-sauzen. Ook in combinatie met basilicum en oregano leent tijm zich uitstekend in diverse gerechten. Tevens goed te combineren met vis en vlees.  In zijn algemeenheid past tijm goed bij gerechten die langzaam in wijn worden gekookt (bijv. Boeuf Bourgignon).  Meng tijm met peterselie en laurier om toe te voegen aan bouillon, marinades, vullingen, sauzen en soepen.

Bewaren.                                                                                                                                                                                                                                                     Tijm kan prima worden gedroogd, maar is minder geschikt voor invriezen.

Tijm tips.                                                                                                                                                                                                                                                   1.Om tijm te vermeerderen kan deze het beste worden gescheurd, in het najaar. De kleinere stukken kunnen dan apart weer in de grond gezet worden.                2.Tijm kun je bewaren door de bladeren te drogen.

SALIE.

Salie is een kruidenplant uit de lipbloemenfamilie en groeit goed op kalkhoudende grond en houdt van een zonnig klimaat / standplaats.

In elke middeleeuwse kloostertuin had salie een prominente plek vanwege de brede geneeskrachtige werking.
Ook in mijn tuin staat al vele jaren een salie-plant, niet alleen vanwege haar brede medicinale eigenschappen, maar ook vanwege de sierlijkheid. 

Als je last hebt van verkoudheid of een zere keel, helpt saliethee je heel vlug van je klachten af. Bij ons thuis is salie voor deze klachten het aangewezen middel. Als thee is het ook lekker om te drinken. Salie is ook goed om vet eten beter te verteren.

Salie heeft een grijsgroen, ovaal blad en kan 30 tot 80 cm hoog worden. In juni komen er paarsblauwe, witte of roze bloemen tevoorschijn waar bijen en hommels op afkomen. Salie is redelijk winterhard en kent vele varianten.

Salie heeft een friskruidige geur die een beetje aan lavendel en kamfer doet denken. Daarnaast is salie een keukenkruid en een verrukkelijke smaakmaker. Niet te missen bij het bereiden van lamskoteletjes.

Voedingswaarde van salie.                                                                                                                                                                                                                     Salie bevat kleine hoeveelheden vitamine A, vitamine C, calcium en ijzer. Salie bevat ook rozemarijnzuur: een polyfenol en natuurlijk antioxidant.

De gezondheidsvoordelen van salie.                                                                                                                                                                                                         1. Verbetert de balans van het lipidenprofiel. Je lipidenprofiel is de verhouding tussen HDL-cholesterol, LDL-cholesterol en een aantal andere vetten. LDL-cholesterol wordt ook wel ‘slecht’ cholesterol genoemd, omdat te veel LDL het risico op een hartinfarct verhoogt. Je lichaam heeft echter beide soorten cholesterol nodig. In een onderzoek bleek dat het toedienen van saliethee bij proefpersonen na 4 weken voor een verbetering van de balans van het vetprofiel zorgde.

2. Verbetert de spijsvertering.                                                                                                                                                                                                                    Salie zorgt ervoor dat het vlees dat je bereidt gemakkelijker mals wordt. Salie gaat ook oprispingen tegen, waardoor je na het eten niet met een onprettig vol gevoel blijft zitten. Groene kruiden zorgen in het algemeen voor een betere vertering van voedsel. Salie vormt daar geen uitzondering op.

3. Werkt rustgevend.                                                                                                                                                                                                                                     In de middeleeuwen werd salie meegekookt in de melk. De saliemelk werkte kalmerend en diende als slaapmutsje. Uit onderzoek blijkt dat er wetenschappelijk bewijs is voor de kalmerende en stemmingsverbeterende invloed van Spaanse salie (Salvia lavandulaefolia)

4. Helpt tegen hoest en verkoudheid.                                                                                                                                                                                                        Sa. In mediterrane landen wordt salie veel gebruikt als natuurlijk antibioticum bij hoest en verkoudheid; het groeit immers tegen de vele rots hellingen. Het is, net als bijvoorbeeld knoflook, slijmoplossend en werkt verzachtend bij een pijnlijke, ontstoken keel.

5. Salie als mondwater.                                                                                                                                                                                                                       Reguliere mondwaters hebben meestal een vrij sterke smaak. Als je daar niet zo gecharmeerd van bent is salie-mondwater een natuurlijk alternatief. Uit een studie blijkt dat salie-mondwater voor een effectieve vermindering van het aantal ontsteking veroorzakende bacteriën in de mond zorgt.

6. Salie is een natuurlijk antioxidant.                                                                                                                                                                                                           Ons lichaam wordt voortdurend blootgesteld aan ziekteverwekkers en gifstoffen. Onze lever ruimt veel van deze schadelijke stoffen op. Hoge antioxidantwaarden in voeding zorgen ervoor dat de lever zijn werk nog beter kan doen. Een kopje saliethee per dag doet wonderen!

Saliethee is niet alleen heel lekker, het bevat ook natuurlijke antioxidanten die vrije radicalen wegnemen. Vrije radicalen zijn agressieve stoffen die schade kunnen toebrengen aan cellen en lichaamsweefsel. Deze schade is niet volledig te voorkomen, omdat het verouderingsproces altijd doorgaat. Maar door gezond te eten en je lichaam de juiste voedingsstoffen te geven, kun je het wel vertragen.

7. Kan helpen bij cellulitis.                                                                                                                                                                                                                           Als je last hebt van een sinaasappelhuid bij je benen of billen is salie-massageolie een aanrader. Het verwarmt de huid en activeert de circulatie in het lymfestelsel. Als je de dagelijkse massage ondersteunt met een dieet van gezonde, groene smoothies, het eten van verse groente en het redelijk intensief gebruik van je beenspieren, zal je verrast zijn door het resultaat.

8. Goed voor het geheugen.                                                                                                                                                                                                                         Er zijn sterke aanwijzingen dat het rozemarijnzuur in salie een gunstige invloed heeft op het behouden van een goed geheugen en op het vertragen van de ziekte Alzheimer. In de oudheid werd salie al geroemd vanwege zijn heilzame invloed op het geheugen. Hedendaags onderzoek kan bijdragen om dit wetenschappelijk te staven.

9. Werkt tegen opvliegers in de menopauze.                                                                                                                                                                                            Salie is een middel dat gebruikt wordt om de ongemakken van de menopauze tegen te gaan. Fyto-oestrogenen zijn stoffen die dezelfde chemische structuuropbouw hebben als het vrouwelijke geslachtshormoon oestrogeen. De in de Salvia officinalis voorkomende fyto-oestrogenen zorgen voor een betere hormoonbalans.

Nadelen van salie. Ben je in verwachting of geef je borstvoeding? Dan moet je salie laten staan. Bij grote hoeveelheden kan salie giftig zijn, maar dit is niet het geval wanneer je het gewoon als thee trekt of als kruid aan je gerechten toevoegt.

Hoe gebruik je salie? Gewone, verse salie gebruik je als smaakmaker bij kip, lamsvlees, varkensvlees, salades, soepen en eiergerechten. De Romeinen en Grieken wisten het al: salie zorgt ervoor dat vet eten beter verteert.

Verse salie is volop verkrijgbaar bij de meeste supermarkten. Er bestaat ook salie-olie en gedroogde salie in zakjes. Deze zijn verkrijgbaar bij natuur- en kruidenwinkels.Je kunt ook kant-en-klare salie-theezakjes kopen.

Bij een zere keel kun je gorgelen met een aftreksel van salie: snijd een volle eetlepel verse salie fijn en overgiet dit met 200 ml kokend water. Laat het een kwartiertje trekken en laat het vervolgens goed afkoelen voordat je het gebruikt.

PETERSELIE.

KWEEK VAN PETERSELIE.

Het zaad van peterselie heeft een lange kiemperiode 5-8 weken; zaaibedje of zaaibakje mag niet in de volle zon ter behoud van vocht. Als de zaailingen ongeveer 25 cm hoog zijn, plantjes uitplanten met een tussenruimte van 75 cm. Peterselie is een tweejarige plant. Schiet het tweede jaar in de zaad. Kan gemakkelijk in een pot worden gekweekt; wel vochtvoorziening in de gaten houden. Zelf koop ik altijd 4 plantjes in het tuincentrum, 2 platte peterselie en 2 krulpeterselie. Van elk 1 plantje wordt in de moestuin in de volle grond geplaatst en 2 andere plantjes in een pot in de eigen achtertuin voor dagelijks gebruik.

Een lichte zanderige grond zal de neiging hebben zwakke planten voort te brengen met een onvoldoende groei en de wortels kunnen in de knel komen als deze grondsoort in de zomer heet wordt. Van peterselie is bekend dat ze goed groeit op een laag klei onder de schaduw van bomen. Overigens leveren alle leemachtige of kleiachtige grondsoorten, die ‘s zomers tamelijk vochtig blijven, goede resultaten op. Wanneer u over een te lichte of zanderige grond beschikt, dan loont het de moeite de grond voor een speciaal bed waar u een peterseliekweek denkt aan te leggen, te mengen met klei of zware leem plus een flinke hoeveelheid compost

Peterselie is meer dan alleen een smaakmaker; het heeft positieve gezondheidseffecten als het met mate wordt gegeten.

Na het lezen van onderstaande zal duidelijk zijn waarom peterselie een waardevolle betekenis in het voedingspatroon heeft en waarom peterselie beter niet in grote hoeveelheden moet worden gegeten.

Wat is peterselie ?                                                                                                                                                                                                                                     Peterselie komt oorspronkelijk uit het Middellandse Zeegebied. Het behoort tot de familie van schermbloemigen, net als kervel en anijs. Al in de oude geschriften wordt met lovende woorden geschreven over dit geneeskrachtige, opwekkende kruid.

Er zijn 2 verschillende soorten peterselie .

PLATTE PETERSELIE

De “gewone”  peterselie is eigenlijk de platte peterselie.

De meest verkochte peterselie in de supermarkten is echter de krulpeterselie.

KRULPETERSELIE, eigenlijk alleen bestemd voor garnering.

Krulpeterselie is alleen doorgekweekt op de eigenschappen van het gekrulde blad. Het jammere hierbij is dat de smaak grotendeels verloren is gegaan. Krulpeterselie is eigenlijk alleen bedoeld als decoratie, maar de smaak is niet echt geschikt voor in gerechten. In de keuken is het dus beter om de  platte peterselie te gebruiken. Helaas is platte peterselie nauwelijks in onze winkels meer te krijgen. Sommige groentehandelaren kunnen ze in kleine bosjes leveren; de prijs is echter aanmerkelijk hoger dan die van krulpeterselie. Voor platte peterselie moet je naar de markt, of naar een speciaalzaak of naar een Turkse winkel gaan.

Platte Peterselie bevat een veel hoger gehalte aan water en etherische oliën dan krulpeterselie. Dit is het belangrijkste onderdeel van de specifieke smaak. De alom bekende krulpeterselie heeft een decoratief uiterlijk. Jammer genoeg verdrong deze soort daardoor de platte peterselie, die – zoals eerder gesteld – een sterkere smaak heeft.

De gezondheidsvoordelen van peterselie.

Als je weet hoe gezond peterselie is, begrijp je waarom het in de middeleeuwen al als groente werd verbouwd. Peterselie bevat veel kostbare vitamines en mineralen.

Er is een aantal redenen om peterselie aan je gerechten toe te voegen. Peterselie bevat vitamine C, ijzer en etherische oliën zoals apiol en ethanol. Verder zit er veel chlorolfyl in de blaadjes. Dit is een stof die een sterke antibacteriële werking heeft.

 Verder heeft peterselie de volgende eigenschappen:

1. Peterselie heeft ontstekingsremmende eigenschappen.

Peterselie bevat etherische oliën, met name apiol. Deze stof draagt wezenlijk bij aan het remmen van ontstekingsprocessen. Ken je het gevoel dat je denkt dat je verhoging hebt, maar de thermometer toch geen verhoging aangeeft?  Vaak heb je dan te maken met hele lichte ontstekingen in je lichaam.

Regelmatig peterselie eten kan helpen om die ontstekingen tegen te gaan.

2. Peterselie bevat folaat.

In peterselie zit folaat: een gemakkelijker opneembare variant van foliumzuur, ook wel aangeduid als vitamine B11. Als je een kinderwens hebt, is het belangrijk dat je over voldoende folaat beschikt.

Folaat is belangrijk voor een goede vorming van nieuw DNA. Dat is weer nodig voor de vorming van nieuwe cellen. Een tekort aan folaat doet de kans op een foetus met een open ruggetje toenemen.

Daarbij komt dat het vele malen gezonder is om te kiezen voor plantaardig voedsel in plaats van chemische supplementen.

3. Peterselie werkt vochtafdrijvend.

Er kunnen allerlei redenen zijn dat je lichaam vocht vasthoudt. Denk hierbij aan spierbelasting door het sporten of een aankomende menstruatie.  Het nuttigen van verse peterselie helpt om het teveel aan vocht kwijt te raken. De afvalstoffen worden beter afgevoerd en je merkt dat je meer zin krijgt om water te drinken.

4. Peterselie ondersteunt de spijsvertering.

Als je spijsvertering niet optimaal is, door bijvoorbeeld een voornamelijk zittend bestaan, ondersteunt peterselie het spijsverteringsproces. Uit onderzoek op proefdieren blijkt dat peterselie een te hoge maagzuurproductie afremt en de kans op maagzweren doet afnemen [4].

5. Peterselie zorgt voor een schone, frisse adem

Ondanks een goede mondhygiëne kun je last hebben van een slechte adem. Probeer eens of het eten van peterselie je helpt om een frissere adem te krijgen. Peterselie bevat nogal wat chlorofyl; een stof met een antibacteriële werking. Deze stof gaat de verkeerde bacteriën in je mond te lijf.

6. Peterselie heeft een hoog vitamine C-gehalte.

Verse peterselie bevat veel vitamine C, ook wel aangeduid als ascorbinezuur. Deze vitamine is een sterke antioxidant. Vitamine C is belangrijk voor een goede weerstand, bij de vorming van bindweefsel en, niet te vergeten, bij de opname van ijzer.

Zorg ervoor dat je verse peterselie gebruikt, want bij het drogen van peterselie gaat veel vitamine C verloren. Je kunt verse peterselie afknippen, wassen en in folie wikkelen. Leg het direct in de vriezer, zo beschik je in de wintermaanden ook over ‘verse’ peterselie.

7. Peterselie werkt als haarversteviger.

Wist je dat je een aftreksel van peterselie kunt gebruiken als haarversteviger? Koop (of pluk) een bosje peterselie, giet er kokend water op en laat het een nachtje staan. Spoel je haar na het wassen met deze natuurlijke lotion.

8. Peterselie onderdrukt een overspannen immuunsysteem.

Veel mensen hebben last van allergieën, auto-immuunziekten en chronische ontstekingsziekten. Bij dit soort aandoeningen is er sprake van een te heftig werkend immuunsysteem.

Wetenschappers onderzochten de invloed van peterselie op overactieve macrofagen. Macrofagen zijn cellen die lichaamsvreemde deeltjes omsluiten en afbreken. Peterselie bleek de activiteit van deze ‘opruimers’ af te remmen. Verder onderzoek moet nog uitwijzen hoe en bij welke ziekten peterselie toegepast kan worden

Mogelijke bijwerkingen van peterselie

Als je zwanger bent is het af te raden om grote hoeveelheden peterselie te eten. Het kan namelijk de weeën opwekken. Vrouwen die in verwachting zijn moeten altijd voorzichtig zijn met wat ze eten. Luister boven alles naar je lichaam. Als je ineens een sterke afkeur hebt van een bepaalde voedingsstof, laat deze dan staan.

Pas op voor ‘wilde’ peterselie.
In ons land groeit er in bossen, op akkers en op vuilstortplaatsen Aethusa cynapium, ook wel hondspeterselie genoemd. Qua uiterlijk lijkt het plantje op bladpeterselie, maar dat is het niet. DEZE PLANT IS BIJZONDER GIFTIG.

Afblijven dus!!!!!!!!!!!!!!!!!! !

Hoe peterselie te gebruiken?

Peterselie kun je vers, gedroogd of bevroren bewaren. Krulpeterselie gebruik je vooral door koude gerechten en als garnering. Platte peterselie is steviger van structuur en wordt meestal verwerkt door warme gerechten.

Conclusie.

Peterselie is een supergezonde smaakmaker met waardevolle vitamines, mineralen en antioxidanten. Je kunt het dagelijks – maar wel niet overdadig – gebruiken om je afweersysteem in balans te houden, je spijsvertering te bevorderen en je vochthuishouding te reguleren

 ad.  13. SPINAZIE.

 

TEELT VAN SPINAZIE.

Familie.

Spinazie behoort tot de familie van de ganzevoetachtigen. Tot dezelfde familie behoren de rode bietjes, zuring en de snijbiet of warmoes. Het vormt bladeren én bloemen in één groeiseizoen.

Onvoorspelbare teelt.

De teelt van spinazie is niet altijd een gegarandeerd succes. De problemen liggen vooral bij het ongewenst vroeg doorschieten (bloemvorming). Dit speelt vooral bij een teelt in het late voorjaar of de zomer.

Soorten zaad.

Van oudsher wordt er een onderscheid gemaakt tussen scherpzadige en rondzadige rassen. Dit onderscheid is echter in de loop van de tijd vervaagd door de opkomst van de hybriderassen. Meer en meer worden de aangeboden zaden ingedeeld volgens de groeiduur; trage en snelle groeiers. Want dit is uiteindelijk van belang bij de teelt van spinazie.

SCHERPZADIG, met 2 scherpe uitsteeksels

Scherpzadige rassen of snelle groeiers zijn heel geschikt voor de vroege teelt. Deze vroege rassen worden beter niet geteeld later op het seizoen. Door hun snelle groei wordt er dan onmiddellijk een bloemstengel gevormd. De bladvorming is dan heel matig. De rassen zijn te herkennen aan de scherpe stekels op het zaad. De bladeren van deze rassen zijn smal, spits en opgericht. Standaardrassen van deze groep waren Eerste oogst en Breedblad scherpzaad.

RONDZADIG

Rondzadige rassen groeien trager en zijn geschikt voor zaai vanaf maart. Ze hebben minder neiging tot opschieten. Het zaad is rond en glad, ook de bladpunten zijn meer afgerond. De groei is niet opgericht, maar rozetvormig. De rondzadige rassen kunnen sterk verschillen wat betreft groeisnelheid. Hoe later je zaait des te meer traaggroeiende rassen aangewezen zijn.

De Teeltperiodes.
Spinazie kan al zeer vroeg in het jaar gezaaid worden. Vanaf juni tot half augustus lukt spinazie telen minder goed. Maar na de warmste zaaiperiode is er nog een herfstteelt mogelijk, evenals een overwinteringsteelt. Of een ras geschikt is voor de gekozen teeltperiode hangt nauw samen met de groeiduur van het ras De normale voorjaarsteelt die vanaf maart kan gezaaid worden is de gemakkelijkste en meest aangewezen teelt. Matig snel groeiende rassen zijn in die periode het meest aangewezen.

De zeer vroege teelt wordt – indien de omstandigheden gunstig zijn – kan al eind december worden gezaaid. Of je kan het meest geschikte moment uitkiezen tijdens de maand januari of februari. Als de grond te nat is of tijdens vorstperiodes kan er niet gezaaid worden. Deze teelt is enkel weggelegd voor diegenen die beschikken over een lichte, goed doorlaatbare grond die ook in de winter niet te nat wordt. Je kan voor deze teelt het standaardras Breedblad scherpzaad gebruiken. Bij een zachte winter kan de oogst reeds in maart beginnen. Het kan ook duren tot begin april vooraleer er kan worden geplukt.
Bij een vroege teelt worden de zaden heel dicht bij elkaar gelegd.

Bij de voorjaarsteelt, voor de zaai vanaf maart tot begin mei, gebruik je de vroegste rondzadige rassen. De Viroflay- en Resistoflaytypes waren de rassen die vroeger veel gebruikt werden voor deze teelt. Ook hier zijn geschikte hybriden ontwikkeld die deze types vervangen.

De zomerteelt is mogelijk, maar eigenlijk niet aan te raden. Spinazie is nu eenmaal een groente die houdt van koele temperaturen De zaaiperiode van de zomerteelt is mei tot eind juli. Je moet dan kiezen voor de traagst groeiende rassen met de hoogste schietresistentie. En toch zal het bij warm zomerweer nog moeilijk zijn om goede spinazie te oogsten. Daarom wordt voor deze periode aangeraden de spinazie te vervangen door de Nieuw-Zeelandse Spinazie.

De herfstteelt kan begonnen worden vanaf de late zomer kan er opnieuw met succes spinazie geteeld worden. Wordt gezaaid in augustus en geoogst op het einde van oktober tot november. Hier gebruiken we zowat dezelfde rassen als in de voorjaarsteelt. De hoge luchtvochtigheid en de relatief hoge nachttemperaturen die in de herfst voorkomen maken dat de gevoeligheid voor Wolf (valse meeldauw bij spinazie) hoog is. Kies de meest recente F1-hybriderassen met zoveel mogelijk resistenties.

Bij de winterteelt is het meest gekende ras “Winterreuzen”. Deze teeltvorm maakt het mogelijk spinazie te zaaien voor de winter om al heel vroeg in het voorjaar te oogsten. Soms is dit al in februari indien we een zachte winter kenden.
Om zo weinig mogelijk invloed te hebben van de vorst is het nodig om voor de winter al een goed ontwikkeld gewas te hebben, dit maakt dat de beste zaaidatum 15 september is. Als je later zaait (ten laatste half oktober) zal het resultaat afhangen van hoe vroeg de eerste winterprik eraan komt, want dan valt de groei stil. Wegens meer kans op uitval gebruiken we voor de winterteelt opnieuw wat meer zaad.

Teelt onder koud glas of plastiek.
Zaai in oktober en vanaf december in de kas of plastiektunnel om de oogstdatum opmerkelijk te vervroegen. Hoeft niet verwarmd te worden. Alhoewel spinazie bijna altijd ter plaatse gezaaid wordt, kunt je voor deze kasteelt ook eens proberen voor te telen in (pers)potjes. Zo vermijd je een minder goede opkomst. Leg een tweetal zaadjes per perspot.

Het zaaien.                                                                                                                                                                                                                                                    In Nederland teelt men traditioneel snijspinazie.Tuinders in Vlaanderen telen veelal plukspinazie. De naam verraadt al het verschil tussen deze teeltwijzen. Bij plukspinazie wenst men grote bladeren te telen die één voor één worden gepluk. Snijspinazie wordt een drietal cm boven de grond volledig afgesneden. De blaadjes van snijspinazie zijn veel kleiner

Plukspinazie wordt zo’n 1 à 2 cm diep gezaaid, met een afstand tussen de rijen van 20 cm (enkel bij de zeer vroege teelt 10 centimeter). De zaaiafstand bedraagt zo’n 2,5 cm, waarna er gedund wordt op 5cm voor de zeer vroege teelt en de winterteelt en op 10 cm voor de andere teelten.
Snijspinazie wordt gezaaid in rijen met een onderlinge afstand van 15 cm. De afstand tussen de zaden bedraagt één centimeter. Er wordt achteraf niet gedundDe kiemblaadjes van spinazie zijn zeer smal maar wel vrij lang.

Bemesting.
Spinazie vraagt een flinke hoeveelheid (half)verteerde kompost die oppervlakkig wordt ingewerkt. Minerale meststoffen toedienen vlak voor het zaaien kan verbranding van de kiemplantjes veroorzaken. Het is beter deze een tijdje vooraf in te werken.
Vooral voor de vroege teelten kunnen we eigenlijk niet zonder snelwerkende minerale meststoffen omdat in het vroege voorjaar de vrijgave van stikstof uit de aanwezige organische stof in de grond of de toegediende organische bemesting nog niet voldoende. De grond is nog te koud.
Een mogelijke bemesting is 60 gram van een samengestelde meststof (N+P+K) 12+12+18 nadat er reeds organisch materiaal ingewerkt werd. Alhoewel er een goede bemesting vereist is, overdrijft u beter niet. Spinazie accumuleert nitraten in het blad. Spinazie groeit niet goed op zure grond. Een kalkgift in de herfst is eventueel nodig.
Snijspinazie wordt na de oogst bijbemest met een kleine hoeveelheid samengestelde meststof (30 gram anorganische of 60 gram organische samengestelde meststof). Ook als het gewas wat aan groeikracht verliest, wordt er bijbemest.

Water geven.
Spinazie heeft een grote behoefte aan vocht. Op warme dagen en op lichte grond is het aan te raden ’s morgens het gewas te gieten

Wolf of valse meeldauw  bij echte spinazie is een schimmel die vooral bij de lente- en herfstteelt aardig wat schade kan aanrichten. Als je bleke vlekken op het blad ziet en aan de onderzijde een grijsachtig tot violet schimmelpluis, dan is de plant aangetast. Vooral bij een dicht staand gewas dat moeilijk opdroogt zal Wolf optreden. Het is daarom belangrijk rassen te kiezen die gedeeltelijk resistent of volledig resistent (bestand) zijn tegen deze ziekte. Deze rassen zijn dan resistent tegen enkele of alle fysio’s. Fysio’s zijn als het ware variëteiten bij eenzelfde schimmelsoort, bij Wolf zijn er tot nu toe al 7 verschillende waargenomen. De oudere, traditonele rassen zijn zelden voldoende resistent. Gelukkig is in het vroege voorjaar, wegens de lagere temperatuur de kans op aantasting niet zo groot. Chemische bestrijding is niet mogelijk

De Bietenvlieg veroorzaakt schade vanaf april. De larven van de bietenvlieg maken mineergangen in de bladeren. Enkel de bladopperhuid blijft over, wat een witte kleur veroorzaakt. Tot het najaar legt de Bietenvlieg eitjes op bladeren. De larven verpoppen na twee weken en nog een week later ontstaat het volwassen insect

Bietecystenaaltjes veroorzaken een sterke groeivertraging tot groeistagnatie. Bij de aangetaste planten zijn de cysten duidelijk als knobbeltjes zichtbaar. Vooral bij een slechte vruchtwisseling kunnen er problemen ontstaan. Ook bieten en koolsoorten zijn waardplant

OPWARMEN BEREIDE SPINAZIE EN FREQUENTIE ETEN NITRAATRIJK VOEDSEL.

KAN  BEREIDE SPINAZIE OPNIEUW WORDEN OPGEWARMD????  Hierover heb ik de afgelopen jaren heel wat tegenstrijdige berichten gelezen en gehoord, met name in relatie tot een explosieve omslag van nitraat naar het ongezonde nitriet bij het opnieuw opwarmen van bereide spinazie.

Het verlossende antwoord wordt gegeven door het VOEDINGSCENTRUM : “Ja, het is veilig“. Het is wel belangrijk dat je restjes spinazie na de eerste bereiding snel laat afkoelen en in de koelkast bewaart, bij 4 °C. Zo krijgen bacteriën die nitriet produceren, minder kans om te groeien. Bewaar restjes niet langer dan 2 dagen in de koelkast.

Combinatie spinazie en vis ( Bron: Voedingscentrum).                                                                                                                                                                                Na recente onderzoeken weten we dat het eten van nitraatrijke groenten samen met vis geen gevaar vormt voor de gezondheid. Het maakt bovendien niet uit hoe vaak je per week nitraatrijke groente, zoals sla, spinazie, bietjes en andijvie eet.

Tot slot: Het nitraatgehalte in planten is het hoogst in de bladsteel, bladnerven en stengel. In het bladmoes zelf is het nitraatgehalte veel lager. Hiermede is ook de hogere nitraatwaarde verklaard in bladgroenten (waaronder spinazie), vergeleken met andere groentesoorten.

ad 14. (knol) VENKEL.

Zaaien.
Venkel is een zogenaamde lange-dag plant en gaat dus bloeien bij een langer wordende dag dwz in de overgang van het voorjaar naar de zomer (= na 21 juni, bij lange dagen van meer dan 13 uur). Het risico van doorschieten is aanzienlijk minder als er na 21 juni wordt gezaaid. Wil je toch een voorjaarsteelt, dan is het van belang dat er gunstige weersomstandigheden zijn om de knol voldoende te laten groeien voordat de bloei intreedt; maar die kun je vooraf niet inschatten. Er zijn tegenwoordig ook nieuwe rassen die minder gevoelig zijn voor doorschieten (bijv. het ras Fino). Maar het doorschieten kan ook gebeuren bij een teelt ná 21 juni als de weersomstandigheden niet al te gunstig zijn, de planten te dicht op elkaar staan of bij een arme of droge grond.

De groei van venkel.

Venkel behoort tot de groep van de lange dagplanten. Lange dagen van meer dan 13 uur bevorderen de bloei-inductie. De plant schiet gemakkelijk door bij lange dagen, korte dagen vertragen dit proces.Het ‘doorschieten’ is te herkennen aan de vorm van de venkelknol, die wordt lang en uitgerekt in plaats van kort en breed. Binnen in de knol zit dan de ronde bloeistengel. De groei van het gewas en de ontwikkeling van de bollen dient zo gelijkmatig mogelijk te verlopen. Zeer warme of erg natte zomers zijn ongunstig voor het gewas. Tijdens de groeiperiode vraagt het gewas verder gemiddeld weinig gewasbescherming. De optimale kiemtemperatuur bedraagt 20-22 graden Celsius. Voor een goede groei van venkel zijn temperaturen van 16-18 graden Celsius optimaal. Temperaturen boven de 24 graden Celsius en beneden de 7 graden Celsius remmen de groei. Omdat venkel gevoelig is voor nachtvorst geven temperaturen lager dan -4 graden Celsius schade in het gewas.

De oogst van venkel.                                                                                                                                                                                                                                                        Al na drie maanden is de venkel oogstrijp. De planten worden met een mes net onder de knol van de wortel losgesneden. Vervolgens wordt ook meteen ook het meeste blad verwijderd. Grote knollen worden vlug vlezig en taai, of ze kunnen doorschieten of gaan ze barsten. In de volle grond kan venkel van juni tot aan de vorst in de herfst worden geoogst. Op koude, natte gronden is de kans op mislukking groot. Als het echt koud begint te worden wordt de venkel gerooid.      

Plantafstand.                                                                                                                                                                                                                                                                  Het plantverband is ongeveer 20 x 40 cm. Zaai dus in rijtjes die 40 cm van elkaar liggen en dun naderhand uit tot de plantjes 20 cm uit elkaar staan.

Bemesting.
Venkel maakt een lange penwortel, spit de grond goed om en zorg voor een goede structuur. Bemest bij voorkeur met goed verteerde compost.

Ziekten en plagen.
Venkel heeft maar weinig of geen last van ziekten en plagen. Zal vermoedelijk komen door de anijsgeur rondom de plant.Oogsten en bewaren
Venkel is vorstresistent en kan lang op het land blijven staan. Tot in december kan er geoogst worden.

ad.  15. WITLOF.

De witlofteelt is minder ingewikkeld dan je geneigd bent te denken. In het kort komt het er op neer dat je eerst een dikke wortel gaat telen, net zoals je zou doen met winterpeen of pastinaak. Dan oogst je die wortel, snijd het loof tot op enkele cm af, en pot de wortel opnieuw op in een emmer met zand (dit heet in vaktermen ‘intafelen’). Je zet de emmer vervolgens op een donkere plek in een matig verwarmde ruimte. Wel niet vergeten af en toe water te gieten ter voorkoming van uitdroging van de grond. De wortels zullen opnieuw gaan uitlopen en vormen de bekende witlofstronkjes. Dit proces heet ook wel ’trekken’ van witlof.
Vroeger werd witlof altijd met dekgrond geteeld, wat wil zeggen dat de witlofstronkjes onder een laagje aarde tot wasdom komen. Ze ondervinden dan tegendruk van de aarde en dat houd de kropjes mooi compact. Tegenwoordig zijn er rassen die geen dekgrond meer nodig hebben. Dat maakt de teelt eenvoudiger; het opnieuw poten is gemakkelijker en kan al in een emmertje. De voortgang van het trekken is eenvoudiger te volgen.

Zaaien
Witlof wordt vrijwel altijd gezaaid in de maand mei. Het zaad is vrij fijn en vereist dan ook een fijn zaaibed. Zaai dun in rijtjes met een tussenafstand van 30 cm. Dun later uit zodat de planten 15 cm van elkaar af staan. Zaai 1 à 2 cm diep, en dek het zaaisel af met vliesdoek als het erg warm en droog is. In mei is de kans op dit weer groot, en het risico dat het zaaisel uitdroogt dus ook.

Jonge planten lijken op paardenbloem.

Bodem en Bemesting
Witlof heeft maar weinig tot geen mest nodig. Teveel stikstof leidt tot te veel blad en te weinig wortel, en bovendien leveren de wortels dan ook nog een losse krop. Op een normale moestuingrond waar jaarlijks gewassen staan, zal het niet nodig zijn om bij te mesten. Geef bij twijfel alleen wat goed verteerde compost. Traag groeiende wortels leveren later vaste kroppen witlof.
Witlof groeit op de meeste grondsoorten, maar zware klei is minder geschikt omdat daar de wortels gemakkelijk vertakken. De bodem moet goed losgemaakt worden tot op zo’n 30 cm om mooie rechte wortels te krijgen.

Ziekten en plagen
De schimmelziekte Slijmrot is het meest gevreesd bij witlof. Deze schimmel veroorzaakt het wegrotten van de wortels tijdens de trek. De ziekte is besmettelijk en de schimmel kan lang in de grond overleven. Preventieve maatregelen:

  • Pas vruchtwisseling toe en teel geen witlof na andere gewassen die gevoelig zijn voor de zelfde schimmel (andijvie, erwten, bonen, knolselderij, peen)
  • Geen stikstof bemesting!
  • Zorg voor een goede afwatering
  • Hou een ruime plantafstand aan.
  • Geen wortels intafelen die er ziek uitzien
volwassen planten
Bladvuur

Bladvuur (Pseudomonas) is een bacterie ziekte die het blad van jonge planten aantast: de bladranden verkleuren naar zwart en het hele blad sterft af. De ziekte treed op onder warme en natte omstandigheden en wordt (alweer) bevorderd door een te hoog stikstof gehalte in de grond. Verwijder altijd het aangetaste blad en probeer het gewas luchtig te houden door onkruid en overtollig blad te verwijderen. De planten kunnen deze ziekte overleven.

Gewasverzorging
In het begin van de teelt gaat de meeste zorg zitten in het bereiken van de juiste plantafstand – het uitdunnen dus. Witlof plantjes kunnen in principe ook overgeplant worden, maar het is niet echt aan te bevelen. De penwortel kan beschadigd raken, waardoor die uiteindelijk krom wordt of gaat vertakken. Verder levert overplanten altijd een groeiachterstand op. Zaai dus liever en dun uit als het kan.
In het begin van de teelt is het raadzaam om het onkruid goed te wieden. Als de planten wat ouder zijn houden ze zelf het onkruid er wel onder.
Witlof kan aangeaard worden, maar het is niet echt nodig.

Wortels oogsten en afsnijden
Zo tegen half of eind november wordt de buitentemperatuur te laag en groeien de witlofplanten niet meer. Dat is het moment om ze te oogsten. Doe dit voorzichtig om de wortels zo min mogelijk te beschadigen. Spoel de wortels niet schoon onder de kraan; er mag best wat aarde aan blijven hangen.
Bij droog weer kunnen we de planten eventueel nog een paar dagen buiten laten liggen. Ze moeten wel een beetje afgedekt worden om uitdroging te voorkomen. In deze fase kan de plant nog voedingsstoffen uit het loof trekken en opslaan in de wortel.
Na een paar dagen snijden we het loof af op enkele centimeters boven de wortelhals. Als je te diep afsnijd, beschadig je het groeipunt. Dit is dan zichtbaar als een egaal wit rondje in het midden van de snede (zie foto).

Geoogst en afgesneden, klaar voor intafelen.
 

Zo’n wortel gaat ook weer uitlopen, maar niet uit het beschadigde groeipunt. Het zijn dan de secundaire knoppen in de bladoksels die gaan uitlopen. Je krijgt dus niet één grote krop, maar een veelvoud aan mini-kropjes!
Het groeipunt is het weefsel waar de bladeren uit ontstaan. Als je een witlof plant helemaal zou ‘afpellen’, zou je uiteindelijk een hard wit knopje met een spits puntje overhouden. Dat is het groeipunt dat intact moet blijven.

Intafelen zonder dekgrond.
De wortels moeten nu opnieuw geplant worden. Dat kan in emmers, in kratjes, de badkuip, of wat er ook maar beschikbaar is. Belangrijk is dat er wel een gaatje in de bodem zit, zodat een te veel vocht kan weglopen, en er een beetje lucht bij de wortels komt.
Vul de emmers bij voorkeur met zand of in elk geval met lichte aarde, dat zorgt voor een goed contact tussen wortel en aarde. Na het planten komt alleen het afgesneden bladrozet nog boven de grond uit. Tijdens de trek vormen de ‘pennen’ (de dikke hoofdwortel) veel dunne witte haarwortels. Deze nemen nog voedingsstoffen en water uit de grond op. De grond mag tijdens de trek dus niet helemaal opdrogen. Af en toe moeten we even controleren en zo nodig wat water geven.

Witlof ingetafeld zonder dekgrond. Nu afdekken en koel wegzetten.

 

Intafelen met dekgrond.
Intafelen kan ook buiten in de volle grond. De wortels worden dan in een kuil of greppel gelegd die ongeveer net zo diep is als de wortels lang zijn. Tussen de wortels wordt weer lichte aarde ingewerkt of ingespoeld, zodat er een goed contact ontstaat tussen wortels en aarde. Het geheel wordt afgedekt met een laag lichte aarde van 10-20 cm dik. Hoe dikker de laag aarde, des te later de kroppen oogstrijp zullen zijn. Om ze te beschermen tegen de ergste kou komt er boven de deklaag nog een laag stro. Dat stro kan dan weer afgedekt worden met golfplaten of landbouwplastic.
De oogst valt bij deze teeltwijze pas in het voorjaar, als de buitentemperatuur gaat oplopen. We kunnen ze wel eenvoudig grotere hoeveelheden witlof telen. Het oogstmoment kan nog gespreid worden door de dikte van de deklaag te variëeren.

Oogsten en bewaren.
De witlofwortels kunnen het beste bij een temperatuur van 13-18 oC trekken. Bij een te koude temperatuur duurt het erg lang voor er kroppen komen, bij een te hoge temperatuur worden de kroppen te los.
Eenmaal geoogst zijn de stronkjes nog een week houdbaar in de koelkast. De overgebleven wortels kunnen op de composthoop.
Het oogsten kan bij de teelt in emmers worden uitgesteld door de witlof op een koelere plek te bewaren.

Mijn voorkeur in teeltwijze.                                                                                                                                                                                                                                         Door de jaren heen heb ik beide teeltwijzen gevolgd. Het intafelen zonder dekgrond (dus in potten en bakken) was niet altijd even succesvol. Mooie witlof, maar soms vele vliegjes op en rondom de witlof en in sommige jaren een ware plaag. Dit heeft mij doen besluiten om de opkweek van de witlof via grondbedekking te doen. Dit vraagt wel meer werk. Er moet immers in het najaar een gat worden gegraven, waarin de witlofpennen rechtop en in rij moeten worden geplaatst. Vooraf dient de kweekkuil geheel met fijne gaas worden geborderd ter voorkoming dat de woelratten zich te goed doen aan de penen zodat er uiteindelijk niet meer overblijft. Verder afdekken met 20-25 cm grond en daar bovenop weer bladeren of andere isolerend materiaal. De kroppen zijn met deze teeltwijze compacter en de smaak van de witlof is voller.

ad. 16 SPERZIEBONEN.

Sperziebonen mogen eigenlijk in geen enkele moestuin ontbreken.

HENRI COVERTS  / STRUIKBOON

BOTERBOON / STRUIKBOON

STRUIKBOON

STOKBOON

Indeling bonen.                                                                                                                                                                                                                                                    Sperziebonen kweken is niet zo moeilijk. Het is echter wel raadzaam een en ander te weten over de indeling van de bonengroepen.                                                                    Sperziebonen, zowel de gele als groene, kunnen namelijk geschaard worden onder twee groepen.

  • de lage bonen (ook wel struikbonen en stamslabonen genoemd);
  • de klimbonen (ook wel stokbonen genoemd).                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                           Gele en groene sperziebonen heb je dus in lage struik- én klimvorm. Maar hele lange bonen zoals snijbonen, vallen altijd onder de stokbonen groep.

Teelt.                                                                                                                                                                                                                                                                      Sperziebonen kweken kun je het beste telen tussen half mei en begin juli. Zo kan er vanaf half juli tot begin oktober worden geoogst. De keuze welke bonen gezaaid kunnen worden, is enorm. Zo zijn er naaldboontjes (Haricots verts), Chinese boontjes, boterbonen en snijbonen. .

teeltadviezen.
1.Laat de bonen vooraf circa 4 uur in een bakje water weken.
2.Maak zaaigeultjes en houd tussen de rijen een afstand van 40 cm aan.
3.Maak de geultjes nat en leg de bonen erin met een tussenruimte van 5 tot 10 cm.
4.Dek de geultjes af met 3 cm grond en geef water.
5.Druk bij stokbonen de zaden aan de binnenkant van de staak (stok) in de grond. De zaailingen vinden vanzelf de steun om zich er omheen te winden. Dek de zaden af met 3 cm grond en geef water.
6.Daarna de grond licht laten opdrogen, bij warm droog weer slechts om de twee dagen water geven; bonen houden niet van natte voeten.

Ziekten en plagen bij bonen.

Bonenspintmijt (kasspint).
Spintmijten behoren tot de spinachtigen. Binnen de familie van de Tetranychidae is Tetranychus urticae het meest polyfaag (tast zeer veel verschillende gewassen aan). Bonenplanten, o.a. de snijboon, zijn zeer goede waardplanten voor spint.

Bonenvlieg (snijboon).

Lijkt op de kamervlieg, maar is slechts 3 tot 6 mm lang. De kleur van kop, borst en achterlijf is grijs tot geelachtig. De poten zijn zwart.

Californische trips.

Californische trips komt op veel verschillende plantensoorten voor, waaronder veel groentegewassen. De tripsen zuigen bij voorkeur aan bloemknoppen en groeipunten, maar komen ook voor op de bladeren.

Groene perzikluis en tabaksperzikluis.
De Groene perzikluis is een belangrijke plaag in veel gewassen (zeer polyfaag). Rode luis komt sinds 1994 in Nederland voor en is geïdentificeerd als Tabaksperzikluis. Deze luis is ook zeer polyfaag (heeft een groot aantal waardplanten).

Katoenluis.
De katoenluis is een kleine bladluis met een gedrongen, bijna rond postuur. De kleur is varieert van geel tot donkergroen, bijna zwart. Bij voldoende voedsel aanbod (een geschikte waardplant) en niet te hoge temperaturen kunnen de luizen tot 1,8 mm lang worden.

Mineervliegen (snijboon).
Mineervliegen komen in veel planten voor.

Witte vlieg (kaswittevlieg).

Op de bladonderzijde sneeuwwitte, gevleugelde insecten eitjes en larven met honingdauw. Bij aanraking vliegen de volwassen vliegjes op. Door saponttrekking worden de bladeren geel.

Zwarte bonenluis.
De volwassen Zwarte Bonenluis kan 1,5 tot 3,1 mm lang worden afhankelijk van de voedselcondities. Ze zijn mat zwart van kleur. Door een was-achtige afscheiding ontstaan bij oudere exemplaren helderwitte dwarsbanden op het achterlijf.

AD 17. RODE BIETEN.

Zaaien
Bieten kunnen vanaf april tot eind juni gezaaid worden (2 cm diep) op rijtjes met een tussenafstand van zo’n 30 cm. Zaai dun want we willen maar één plantje per 10-15 cm overhouden. Dat maakt het uitdunnen een lastig karweitje; we lopen het risico dat we met het uittrekken van een plantje een naast groeiend plantje ook uittrekken. Druk de aarde altijd goed aan na het zaaien: het zaadje zit immers in een vruchtje verpakt, waardoor het wat moeilijker is om een goed contact met de bodem te bewerkstelligen. Bietenzaad kan ook voorgeweekt worden om de kieming te verbeteren.
Dun pas uit als de plantjes wat stevig zijn geworden en twee echte blaadjes hebben – laat de sterkste plantjes staan. Om de oogst wat meer te spreiden kunnen we ook meerdere malen in het voorjaar zaaien, of vroege en late rassen gebruiken. Bieten kunnen verschillende vormen hebben: afgeplat, rond, of cylindrisch (langwerpig). Egyptische platronde is een veelgebruikt vroeg ras. Langwerpige bieten zijn wat gemakkelijker te koken, en zijn in mooie gelijkvormige plakjes te snijden. Dikke ronde bieten kunnen er lang over doen voor ze gaar zijn.

Bemesting
Bieten groeien het liefst op een lichte grond, maar een wat zwaardere grond kan ook als die een goede structuur heeft. De planten hebben lange penwortels die diep de grond in willen. Verse mest is nadelig voor bieten, gebruik liever goed verteerde compost. Bieten hebben geen hoge stikstofbehoefte, maar kunnen wel wat extra Kalium gebruiken.

Ziekten en plagen
Zaailingen kunnen ten prooi vallen aan de kiemplantenziekte en verwelken. Verder zorgt schurft voor wratachtige knobbels op de bieten. Pas een vruchtwisseling toe om de schade te beperken. De biet heeft weinig last van ziekten en plagen.
Een tekort aan Kalium lijkt op een echte ziekte: het blad blijft klein en donkergroen, kan gegolfd of gebobbeld zijn, en droogt uit langs de randen.
Rhizomanie is een virusziekte uit de professionele teelt die wordt overgebracht door de bodemschimmel Polymyxa betae. De symptomen zijn bleekgele verkleuring van het blad en zware baardvorming met dichte rijen viltige haarwortels van de wortel. Deze ziekte kan tot opbrengstverlies en smaakverlies leiden. Vruchtwisseling is het antwoord van de moestuinteler op deze ziekte.

Gewasverzorging
Houd de bodem tussen de bieten los en onkruidvrij en besteed voldoende aandacht aan het uitdunnen van de jonge bietenplantjes.

Oogsten en bewaren
Oogst bieten naar behoefte als ze groot genoeg zijn. Draai het loof enkele centimeters boven de knol met draaiende beweging af, dan ‘bloedt’ de knol minder en blijft hij sappiger. Haal alle bieten in november uit de grond en bewaar ze nog een tijdje in kistjes met zand op een koele maar vorstvrije plaats. Het zand is nodig om uitdrogen te voorkomen.

De smaak van de rode biet
De smaak van eigengeteelde bietjes kan nogal eens verschillen. Soms is er een gronderige of stoffige smaak. Niet alleen de raskeuze is van invloed, maar ook teelwijze en teeltseizoen. Uit een onderzoek van de Wageningse universiteit naar de smaak van biologische geteelde bieten bleek onder andere dat het ras Pablo wat beter smaakte, en dat grote bieten minder kunnen smaken dan kleine (jonge) bieten.
Van belang voor de moestuin is altijd vruchtwisseling: verbouw bieten niet na een ander wortelgewas. Zorg verder voor goede teeltomstandigheden (niet laten uitdrogen, voldoende bemesten).

1. De rode biet.
De rode biet is een wortelgewas uit de amarantenfamilie. De vrucht groeit grotendeels boven de grond en de plant wordt 60-80 cm hoog.

2. Bietjes zijn het hele jaar verkrijgbaar
Een verse biet wordt verkocht inclusief het loof. De biet is vers als het blad mooi groen en knapperig is.                    Bieten zijn verder het hele jaar verkrijgbaar zonder loof. Vaak worden ze ook al gekookt en verpakt in krimpfolie aangeboden.

Verschillende teeltperioden:

Zeer vroege teelt: waarbij gezaaid wordt van half februari tot half maart onder verwarmd glas. De oogst valt tussen half mei en half juni.
Vroege teelt: waarbij in maart ter plaatse gezaaid wordt. De oogst valt tussen half juni en 10 juli.
Zomerteelt: hierbij wordt eind maart ter plaatse gezaaid. De oogst valt tussen 10 juli en eind juli.
Herfstteelt: waarbij eind april tot begin juni ter plaatse wordt gezaaid. De oogst is van september tot in november.

3. Rode biet is een remedie tegen hoge bloeddruk.
Het drinken van een halve liter bietensap helpt goed tegen hoge bloeddruk en de effecten blijven 24 uur na het drinken meetbaar. Enerzijds bevatten rode bietjes een hoog Kali-gehalte, hetgeen bloeddrukverlagend werkt. Anderzijds zijn bieten rijk aan nitraat, dat omgezet kan worden in stikstofmonoxide. Dit zorgt ervoor dat de bloedvaten verwijden en de bloeddruk daalt. Gelet op het hoge gehalte aan nitraat wordt het dagelijks van het drinken van rode bietensap ontraden. Het Voedingscentrum adviseert daarom al jaren om slechts twee keer per week nitraatrijke groente te eten, zoals andijvie, ijsbergsla, spinazie. ‘Dat advies is wellicht iets te streng’, zegt een toxicoloog van het Voedingscentrum. “Maar bietensapconcentraten hebben nitraatniveaus van een hele andere orde. Met een bietensapkuur schiet je al gauw een eind boven de veilig geachte dosis”, aldus deze toxicoloog.

4. Bietjes helpen de gezondheid van de hersenen.
Helaas nemen de geestelijke en cognitieve functies af, naarmate onze leeftijd vordert. Iedereen kent wel een dement persoon of iemand die op latere leeftijd steeds meer vergeet. Juist doordat de hersenen minder goed werken kunnen degenererende aandoeningen zoals dementie, Parkinson en Alzheimer ontstaan. Hoe ontstaat de afname van onze cognitieve functies? Deze afname kan ontstaan doordat de bloedtoevoer (en daarmee de aanvoer van zuurstof) in de loop van de jaren vermindert.

Hier is een belangrijke rol weggelegd voor de in ruime mate in bietjes aanwezige nitraten. Het blijkt dat de bloedstroom vooral verbetert richting de frontale lob van je hersenen. Dit gebied houdt verband met het denken, besluitvorming en het werkgeheugen.

5. Voedingsstoffen in bietjes.
Er zijn veel meer fytonutriénten dan vitaminen en mineralen; het aantal loopt in de duizenden en er worden er elke week nieuwe bij gevonden. Deze fytonutriënten zijn in sommige gevallen qua geneeskracht sterker dan vitaminen en mineralen.
De rode kleur verkrijgt de rode biet door de betalaïnen die erin zitten. Deze stoffen ondersteunen ontstekingsremmende mechanismen in het lichaam, bestrijden vrije radicalen en helpen het lichaam om te ontgiften. Hierdoor helpen ze ziekten in het algemeen te voorkomen.

6. Rode bieten en vitamines.
Rode bieten bevatten vitamines B1-B2-B6-B11 en C5

7. Rode bieten bevatten per 100 gram de volgende mineralen: ijzer 0,5 mg, koper 0,06 mg, kalium 300 mg, magnesium 15 mg, calcium 20 mg, natrium 70 mg, zink 0,22 mg

8. Rode bietjes koken.
Rode bietjes kan je koken maar je verliest wel veel voedingsst offen. Als je ze kookt laat dan de (pen)wortel zitten en draai het loof van de bieten af en krab de fijne worteltjes van de knol af.

Boen de bietjes onder de stromende kraan met een borsteltje goed schoon.
Doe de schoongemaakte bieten in een pan en vul af met water tot de bieten net onder staan.
Breng de bieten aan de kook, let goed op, de bieten koken snel over. Leg een deksel op de pan en kook de bieten gaar, dit kan afhankelijk van de oogsttijd en grootte van de bieten ± 40 minuten. Zomerbietjes (± 25 minuten) zijn sneller gaar dan winterbieten. Prik met een breinaald of mesje in de bieten om te controleren of ze van binnen net niet zacht zijn. Ze garen nog verder door met afkoelen.
Pel het vel van de bieten af, dat gaat heel makkelijk. Omklem met alle vingers van 1 hand de knol en geef lichte druk met de vingers op de knol.
Gekookt kan je ze 2 dagen bewaren in de koelkast
Ongekookt kan je bietjes circa 1 maand in de groentelade de koelkast bewaren, laat dan wel het loof eraan zitten.

9. Rode bieten garen in de oven.
Pak de knolletjes apart in aluminiumfolie en leg ze ±40 minuten in de oven op 200ºC. Hierna kan je makkelijk het velletje eraf halen.
Tip: Als je de oven gebruikt voor iets anders kan je de ingepakte bietjes makkelijk ernaast leggen.

10. Bietjes kan je vooral combineren met: appel, blauwe kaas, bosui, gember, granaatappel, kappertjes, linzen, munt, noten, salie en thijm.

11. Rode biet rauw eten / verwerken tot bietensap.
Deze dieprode wortel kan je ook rauw eten en is met een sapcentrifuge gemakkelijk te verwerken tot sap.

12. Rode bieten verbeteren de spijsvertering. Bietjes bevatten veel vezels. Van vezels is bekend dat ze de spijsvertering bevorderen. Vezels voeden de goede bacteriën in je darmen en ze voegen extra massa toe aan je ontlasting. Hierdoor wordt je stoelgang verbeterd.

13. Algemeen. Je urine (of zelfs je stoelgang) kan roze of rood kleuren na het eten van rode bietjes of het drinken van rode bietensap; maar dat is volkomen onschuldig.

Pas op met het schoonmaken van de bietjes; bij het morsen of spatten van bietjes is de rode kleur op kleding moeilijk te verwijderen.

Rode bietensap wordt ook in de voedingsmiddelenindustrie gebruikt als een natuurlijke kleurstof. Ze wordt bijvoorbeeld de roze kleur van de glazuurlaag op tompoucen verkregen door toevoeging van rode bietensap bij de glazuur. Verder wordt snoep er mee gekleurd.

In Rusland en Oost-Europa is de rode biet één van de meest gebruikte groenten in koude en warme gerechten. Bekend is  borsjt (bietensoep). Er zijn veel verschillende recepten van deze soep. Zelf maak ik deze soep ook. Mijn moeder serveerde deze altijd met een eetlepel zure room in het midden van het bord. Bij elke lepel soep werd ook een beetje zure room op de lepel meegenomen. Bij deze soep wordt vrijwel altijd brood meegegeten; niet gesneden, maar van een brood afgebrokkeld.

AD 18. SPRUITKOOL / Spruitjes.

 

 

 

 

 

 

Algemeen.

Spruitkool is niet allemansvriendje, met name kleine kinderen trekken vaak hun lipje omhoog als ze spruitkool al ruiken, laat staan als ze de bittere smaak van spruitjes proeven. Als kind was ik niet echt van spruitjes gecharmeerd. Alleen geplet met appelmoes waren ze eetbaar voor mij. Op latere leeftijd heb ik deze groente bijzonder weten te waarderen. ook zonder appelmoes. Tegenwoordig zijn er echter variëteiten met een laag bitterniveau. De teelt is verre van gemakkelijk en vele belagers liggen op de loer. Dit gewas vraagt om regelmatige aandacht.

Vaak hoor je de opmerking dat spruiten lekkerder zijn als het heeft gevroren. Daar zit een kern van waarheid in. Veel wintergroenten maken suiker aan ter bescherming tegen de vorst / bevriezing. Het verhoogde suikerniveau geeft de te consumeren groente een mildere / minder bittere smaak.

Zaaien
In de volle grond: begin april op een kweekbed. Eerder zaaien: onder glas.

Planten in de volle grond: vanaf half mei tot half juni kunnen de opgekweekte plantjes in de volle grond worden geplaatst; 60-70 cm uit elkaar, echter niet te dicht op elkaar, de individuele planten moeten zich goed kunnen ontwikkelen om forse bladeren te kunnen maken. Zelf plant ik alle koolsoorten 60 cm in en uit de rij.

Bemesting
Spruitkool vraagt – net zoals alle koolsoorten – om een voedzame bodem. Een te hoge stikstofbemesting moet echter worden vermeden, omdat hierdoor ‘losse’ spruiten kunnen ontstaan, waardoor de blaadjes van de spruiten uiteen gaan staan en er geen compacte spruiten worden geoogst. Bij gebruik van stalmest moet deze dus liefst al een tijdje verteerd zijn. Ook bijbemesting met dierlijke mest of kunststof met een hoog stikstofgehalte tijdens het groeiseizoen is ongewenst. Bemesting met compost levert geen problemen op.
Spruitkool gedijt het best op een lichte kleigrond. Een goede gelijkmatige ontwikkeling geeft het beste resultaat. Te zure grond is nadelig voor kool, corrigeer een zure grond daarom eventueel met wat tuinkalk. Beendermeel is een goede bron van fosfaat.

Problemen

  • Pas gezaaide plantjes verwelken en sterven af. Waarschijnlijk het gevolg van een kiemschimmel. Zaai opnieuw in schone potgrond, kies een grotere pot of maak een zaaibedje in de volle grond.
  • De planten verwelken en groeien niet meer, of sterven in hun geheel af. In wortels en onderste stengeldelen zijn bruine graafgangen te zien. Het gaat waarschijnlijk om de koolvlieg.
  • koolvlieglarve en pop

    koolvlieg

     

    De bronafbeelding bekijken

  • De planten verwelken en groeien niet meer, of sterven in hun geheel af. De wortels zijn grillig vervormd.Het gaat hier waarschijnlijk om knolvoet.
  • knolvoet

  • Het hart van de koolplant ziet er raar uit en groeit niet verder. In de top van de jonge plant zijn vreemde vergroeïngen te zien. Dit heet ook wel draaihartigheid en wordt veroorzaakt door de koolgalmugDeze mug vliegt vanaf mei en legt haar eitjes in de groeipunten van de kool. De larven veroorzaken dan een afsterven van het groeipunt en/of vergroeiingen, waarna de boel ook nog eens kan gaan rotten. Tegen dit beestje kunnen we het beste insectengaas gebruiken (maaswijdte < 2 mm). Na het sluiten van de kool (het groeipunt raakt bedekt omdat de kool een krop begint te vormen) is dit gevaar geweken.
  • DRAAIHARTIGHEID

  • De bladeren worden aangevreten in een onregelmatig patroon. Er zijn slijmsporen te zien. De planten worden aangevreten door slakken. Kies een combinatie van bestrijdingsmethoden die in jouw situatie het beste uit te voeren is.
  • De bladeren worden aangevreten in een onregelmatig patroon. Er zijn rupsen op de kool, en er zijn uitwerpselhoopjes te zien.
    • Er zijn veel rupsen met een gelig lichaam, zwarte kop, en zwarte punten. Dit is het grote koolwitje.
    • GROTE KOOLWITJE

    • Er zijn enkele solitaire rupsen. Ze zijn groen van kleur en hebben een gele zijstreep. Dit is het kleine koolwitje
    • KLEINE KOOLWITJE

      RUPS KLEINE KOOLWITJE

    • Er zijn veel rupsen die grijsgroen van kleur zijn met zwarte puntjes en een lichte kop. Oudere rupsen hebben een donkere streep op de rug.Dit is de kooluil.

      rups kooluil

      kooluil

  • Een gesloten kool rot van binnenuit weg.Meest waarschijnlijke kandidaat is de kooluil..
  • De bladeren zijn bezaaid met kleine ronde gaatjes. Dit is het werk van de aardvlo.
  • Aardvlooien behoren tot de familie van de bladhaantjes. Een aardvlo is geen vlo maar een 2 tot 3,5 millimeter lang, klein kevertje.

    Hun naam hebben ze te danken aan het feit dat ze grote sprongen kunnen maken doordat het bovenste deel van hun achterste poten sterk gespierd en verdikt is. De larven zijn wit van kleur, 5-6 mm lang en smal. Veel soorten hebben een glanzende staalblauwe kleur of zijn zwart met gele strepen (Phyllotreta nemorum).

    Eieren worden gelegd aan de onderzijde van de bladeren. De eerste schade van aardvlooien wordt meestal begin april geconstateerd. De larven mineren (vreten gangetjes) en gaatjes in de bladeren. Vooral de jonge blaadjes worden aangetast. De gaatjes zijn te onderscheiden van rupsenvraat, omdat ze vaak mooi rond of ovaal van vorm zijn. Ernstige aantastingen ontstaan in de periode mei, juni en juli. Onder kas omstandigheden geeft een tweede generatie in het najaar weer schade aan de gewassen. Aardvlooien hebben een hekel aan vocht, de aantasting treedt vooral op onder droge omstandigheden.

    Levenswijze

    In het voorjaar en het begin van de zomer worden de eieren gelegd. De larven kruipen wanneer ze groot genoeg zijn in de grond om te verpoppen. In buitenteelten is er één generatie per jaar. In kassen kunnen meerdere generaties voorkomen. De kever overwintert in volwassen vorm in de grond. Als de luchttemperatuur 18 °C is, komen de volwassen aardvlooien te voorschijn.

    Maatregelen

    Regelmatig regenen, vermindert de schade. Aardvlooien ontwikkelen zich sterk onder droge omstandigheden.

    Stomen van de grond (grondontsmetting) reduceert het aantal aardvlooien.

  • Er zijn grote happen uit de bladeren. Sommige planten zijn in hun geheel verdwenen. Bij dit soort schade moet je denken aan grotere dieren, bijvoorbeeld konijnen. Kijk naar uitwerpselen of pootafdrukken. Zet gaas om de planten heen.
  • Er zijn witte vlekken op de onderkant van de bladeren. Als ik ze aanraak, vliegen witte vliegjes op. Dit is de koolwittevlieg.
  • KOOLWITTEVLIEG

  • Koolwittevlieg behoort tot de vervelendste en meest hardnekkige plagen in de moestuin.  Onderstaand enige tips ter beheersing van de witte vlieg op koolgewassen .
  • Welke teelten? Probleemgewassen zijn vooral spruitkool, boerenkool, savooiekool en doorgroeiende broccoli (speerbroccoli). Eigenlijk alle koolgewassen die voor een langere tijd op de tuin blijven.Soorten witte vlieg Men noemt ze vliegen, maar eigenlijk zijn het kleine witte motten. Er zijn drie soorten witte vlieg bekend: de kaswittevlieg (een typische kasplaag) , de tabakswittevlieg (bekend uit mediterraan gebied en recent in landen met gematigd klimaat) en de koolwittevlieg. Met deze laatste hebben we van doen op onze moestuin. De koolwittevlieg is veel groter dan  de kaswittevlieg en  de tabakswittevlieg en ze zijn te herkennen aan vier grijze vlekken op de vleugels. De eieren worden aan de onderkant van de bladeren in cirkels afgezet. De larven en poppen zijn  anderhalve keer zo groot als die van de kas- en tabakswittevlieg en hebben een dikke waslaag. In het Duits wordt dit insect ook wel de Kohlmottenschildläuse genoemd, omdat de larven op schildluizen lijken. De koolwittevlieg is te vinden op jong blad en zet daar eieren af. De larven leven op de onderkant van de bladeren.Schadebeeld  Op de onderkant van de bladeren zijn er cirkelvormige witte vlekjes aanwezig. Tot zover is dit geen groot probleem, maar na verloop van tijd gaan de larven van de witte vlieg honingdauw afscheiden. Hierop groeien schimmels, die er zwart uitzien, roetdauw genaamd. Een beetje witte vlieg is dus niet erg. Het probleem is dat grote aantallen witte vlieg de planten bevuilen door honingdauw, waarop dan de roetdauwschimmel gaat groeien.Preventie : levende waard nodig. Bij de preventie is het belangrijk te weten dat koolwittevlieg een levende waard nodig heeft om te kunnen overleven. Onkruiden die behoren tot de familie van de kruisbloemigen, maar ook groenbemesters van deze familie zijn potentiële waardplanten. Denk aan het onkruid herderstasje, maar ook aan bladrammenas als groenbemester. Overwinterende koolgewassen zijn eveneens een prima waard. Tijdig, voor het begin van de lente (voordat de witte vlieg weer actief wordt en opnieuw eitjes gaat leggen), alle koolgewassen en onkruiden opruimen in de tuinen is dus een uitstekend idee.Wat verder te doen? Er zijn geen (synthetische) insecticiden toegelaten tegen de koolwittevlieg, die zorgen voor een afdoende bestrijding. Derhalve blijven slechts een beperkt aantal praktisch toepasbare beheersmethodieken over:

    1. Toepassen van natuurlijke middelen op basis van Pyrethrum Van middelen op basis van Pyrethrum zijn veel merken op de markt, b.v. Spruzit.  Je moet dit type middelen wel op de juiste wijze toepassen en regelmatig herhalen.

    2. Gebruik van insectengaas Je kan de plaag uitstellen door vanaf het planten van de kool onder insectengaas te telen. Niet altijd even praktisch, maar het kan wel effectief zijn.

  • De spruiten zijn los en vormen geen dichte kropjes. Dit kan een gevolg zijn van een te grote stikstofbemesting. Wees voorzichtig met dierlijke mest, zeker op het moment dat spruiten gevormd gaan worden.
  •  . Dierlijke mest of koemestkorrels zorgen voor extra stikstof. Beendermeel is een goede bron van fosfaat.

Gewasverzorging
Houd de planten zo veel mogelijk onkruidvrij. Laat het blad altijd aan de plant zitten, verwijderen van bladeren levert geen grotere spruitjes op.
De planten kunnen vanaf half september getopt worden, de bovenste spruiten ontwikkelen zich dan wat sneller, zodat die ook nog geoogst kunnen worden.

Oogsten en bewaren
Oogst de spruiten als ze groot genoeg zijn, het liefste kort voor gebruik. Spruiten verdragen licht tot matige vorst, maar als het echt stevig gaat vriezen kunnen we beter maar alles oogsten.
Mochten we te laat geplant hebben en in de herfst nog geen spruitjes zien, dan kunnen we de toppen van de kool nog gebruiken als groene (savooye) kool.

K L E I N F R U I T .

a. AARDBEIEN.

Algemeen.

Rondom de planttijd van aardbeien bestaat enige verwarring. Alhoewel aardbeiplanten in het voorjaar bij de diverse tuincentra te koop zijn, dient te worden gesteld dat aardbeiplanten het best in de maand augustus kunnen worden geplant. In het verleden, toen er geen aanbod was van frigoplanten en aardbeiplanten in potjes, was dit het enige mogelijke planttijdstip. Planten in het voorjaar met containerplantjes is dus niet onmogelijk. De aardbeiplant maakt de bloemen aan tijdens het najaar en het is dus goed als de plant dan al op zijn definitieve plek staat.

Het planten van “gekoelde aardbeiplanten” is natuurlijk ook een mogelijkheid. Dit geeft een snel resultaat. Deze kunnen bij een kweker van aardbeiplanten worden gekocht en vanaf maart tot en met juni in de volle grond worden geplant. Doorgaans kunnen 8-10 weken na het planten de eerste aardbeien worden geoogst.

Algemene teelttips.

  • Aardbeien staan graag in de zon.
  • Bij zonnig weer is voldoende water geven van het grootste belang.
  • Uitlopers verwijderen zodat de plant sterker wordt. Bij vermeerdering: enkele eerste scheuten laten staan voor de kweek van nieuwe plantjes; vanaf de tweede scheut verwijderen.
  • Het best kunnen de aardbeien vroeg in de morgen worden geoogst; dan smaken ze het lekkerst.
  • Bij kweek zonder beplanting in anti-worteldoek: voordat de bloemstengels gaan hangen: het leggen van stro onder/rondom de plant.
  • Na de oogst ( veelal juli ) kan de plant geheel worden teruggesnoeid. Dit mag absoluut niet later dan augustus omdat de bloemaanleg in de plant voor HET VOLGENDE JAAR in de periode juli/augustus wordt aangelegd.
  • De bloei/oogst kan worden vervroegd door het afdekken van de planten met acrylfolie; wel vochthuishouding in de gaten houden.

Aardbeien kunnen zowel in potten als in de volle grond worden gekweekt.

Potten.

Algemene aandachtspunten.

  • de pot moet voldoende gaten hebben om het water af te voeren;
  • gebruik een potgrond die cocos bevat; hierdoor droogt de grond minder snel uit;
  • vul de pot niet helemaal tot de rand met (pot)grond;
  • plant de plant(en) aan de rand van de pot zodat de trossen over de rand komen te hangen en niet midden in de pot liggen;
  • zet de pot in de zon en op een plek waar niet teveel wind komt;
  • laat de grond in de pot nooit uitdrogen, maar zeker ook niet te nat worden;
  • als bemesting langzaam werkende meststof door de bovenlaag verspreiden; kan ook een osmocote pil zijn;
  • het is raadzaam om bij strenge vorst de potten binnen te zetten; echter niet de gehele winter; een aardbeiplant heeft immers een koude periode nodig om in het voorjaar goed tot ontwikkeling te komen.

Volle grond.

Aardbeien groeien prima op zowel lichte zandgrond als op zware klei. Het belangrijkste is dat de grond goed water doorlaatbaar is. Als je de ervaring hebt dat er op een bepaald stuk land te lang water blijft staan na een regenbui, is het verstandig daar geen aardbeien te planten.

Tips voor een geslaagde aardbeiteelt.

1. De grond.
Aardbeien groeien best op gronden die in het voorjaar en de vroege zomer het water goed vast houden. Anderzijds mag er in de winter geen wateroverlast zijn. Het is daarom aan te raden aardbeien te planten op een licht verhoogd bed, zodat er zeker geen water blijft staan tijdens de winter.
Heb je een lichte grond (zandgrond) dan heb je ‘s winters geen problemen met wateroverlast, maar in het voorjaar wel met droogte. Vooral aardbeiplanten waarvan de vruchten aan het groeien zijn vragen voldoende water. Een iets zwaardere grond (leem, zavel) is ideaal voor aardbeien, zolang er ‘s winters geen stagnatie van water bij de planten optreedt.

Ideaal is de grond een viertal weken voor het planten al klaar te leggen. Zo kunnen de meststoffen zich verspreiden en is de grond voldoende bezakt om er dan een folie of doek over aan te brengen. Het doek of de folie leggen we dan best als de grond voldoende vochtig is.

2. De vruchtwisseling.
Aardbeien worden pas om de vier, beter vijf jaar opnieuw op hetzelfde stukje grond geplant. Zeker de rassen die gevoelig zijn voor wortelziekten. Wat betreft de voorvruchten is het zo dat aardappelen afgeraden worden, ook al omwille van één van de wortelziekten waaraan ze gevoelig zijn : Verticillium. Ook vlinderbloemigen zijn in dat verband te mijden. En natuurlijk ook de planten die familie zijn van aardbeien zoals frambozen, steenfruit en pitfruit. Professionele telers geven er de voorkeur om aardbeien te planten op omgeploegd grasland.

3. De bemesting.
Aardbeien houden niet van veel stikstof. Ook de soort meststof is belangrijk. Het gebruik van minerale meststoffen vlak voor het planten is gevaarlijk voor wortelverbranding. We gebruiken best organische handelsmeststoffen met een hoog kaliumgehalte en weinig stikstof, bijvoorbeeld 130 g/m² 6-5-10 . Stalmest wordt gegeven aan de voorteelt, dat wil zeggen ten laatste  in het vroege voorjaar. Goed verteerde compost kan wel nog voor het planten. Bekalken is bij een aardbeiteelt uit den boze, aardbeien verkiezen een iets lagere zuurtegraad van de grond.

4. Het planttijdstip.
Aardbeien worden best geplant tot half augustus, ten laatste 20 augustus. Want ze hebben nog een flinke groeiperiode in het najaar nodig om inwendig bloemen te maken. Zeker als de plantjes wat dunner zijn, is het belangrijk ten laatste rond 15 augustus te planten. Te laat planten geeft dan minder bloemen in het voorjaar.

5. Grondbedekking.
Aardbeien groeien beter als je ze kan planten op een grondbedekking. Dit kan een zwarte folie zijn, maar beter is nog een anti-worteldoek dat water doorlaatbaar is. Zo blijft de grondstructuur tijdens de lange winter beter bewaard.  De grond warmt in het voorjaar sneller op en blijft onkruidvrij.

6. Plantdiepte en plantafstand.


Aardbeien mogen niet al te diep geplant worden. Te diep planten veroorzaakt een slechte groei, net zoals te ondiep planten. Bovenstaande tekening illustreert dit. Afhankelijk van hoeveel aardbeien u teelt kunt u het plantschema aanpassen. Teelt u een redelijk grote hoeveelheid, dan is het best in enkele rijen te planten. Tussen de rijen laat je zo’n 70  cm en in de rij 25 cm. Zo zorg je ervoor dat de vruchten tijdens een regenachtig voorjaar toch goed kunnen opdrogen en minder vruchtrot zullen hebben. Heb je een kleinere oppervlakte, dan plant je bijvoorbeeld op een afstand van 40×40 cm op een bed dat je van beide kanten kan bereiken. Bij beide plantsystemen kom je aan 6 planten per m², wat eigenlijk voldoende is. Een ander plantsysteem is dat met dubbele rijen. Je plant twee rijen op een afstand van 30 cm tussen de rijen en 30 cm in de rij en laat dan 80 cm over om dan weer twee rijen te planten. Ook zo kom je aan een zestal planten per m².  Het systeem met de enkele rijen maakt dat het gewas beter opdroogt en luchtiger staat, minder vruchtrot dus.

De wortels moeten ook goed gestrekt zijn. Je maakt dus best een diepe sleuf in de grond met een spade waar je dan gemakkelijk deze lange wortels kan laten in zakken.

7. Rassenkeuze.
Aardbeien  bij de professionele telers zijn bijna altijd van het ras Elsanta, dit is echter voor liefhebbers niet noodzakelijk het beste ras. Als u al problemen had met wortelziekten, dan is het beter een ander ras te kiezen. Verder is voor de liefhebber vooral de smaak en de ziektegevoeligheid belangrijk.

8. De plantkwaliteit.
Aardbeiplanten zijn van betere kwaliteit als het “rhizoom” dikker is. Een “rhizoom” is een ondergrondse stengel, die horizontaal of schuin groeit en waaruit bebladerde stengels en bijwortels ontstaan. In rhizomen worden ook voedselreserves opgeslagen. Hoe dikker het rhizoom, hoe meer bloemen het jaar daarna. Dunne aardbeiplanten maken het jaar daarna misschien slechts één tros bloemen, terwijl dit bij dikke rhizomen dit twee of drie trossen zijn. Professionele telers mijden soms de dikste planten omdat ze weten dat deze meer bloemen geven en dat er zo te kleine vruchten ontstaan.

9. Water geven.
De plantjes hebben de eerste dagen regelmatig water nodig. Zeker deze met blote wortel. De planten worden na het planten goed aangedrukt en aangegoten. Daarna worden ze dagelijks nat gemaakt en bij zonnig weer meerdere keren per dag. Indien dit laatste niet mogelijk is, dek ze dan bij zonngie weer de eerste dagen af met krantenpapier. Zodat de bladeren niet zoveel moeten verdampen en de bladeren ook koel blijven. Na een week zie je het eerste nieuwe blaadje in het hart van plant, een teken van een geslaagde planting.

10. Uitlopers.

Na het planten verschijnen soms nog enkele uitlopers, deze worden verwijderd. Er kunnen natuurlijk enkele uitlopers worden gekweekt tot nieuwe aardbeienplant (zie bovenstaande foto’s). Hou de planten gezond, controleer vooral op rupsen, dit lijkt mij de meest voorkomende plaag in het najaar bij aardbeien. En hou de plantjes onkruidvrij, maar dit lijkt mij geen probleem als je grondbedekking gebruikt. Tot slot, ook in september kan het soms nog droog zijn. Geef dan ook nog wat water. Het is belangrijk dat de groei in de planten blijft zodat ze ongestoord kunnen verder gaan met de inwendige bloemaanleg.

Doordragende aardbeiplanten.

Het is belangrijk De oogst van doordragende aardbeiplanten is verspreid over een periode van 4-5 maanden. In die tijd zijn er zowel bloemen als rijpe vruchten te zien. Doordragende rassen geven over het algemeen wat kleinere aardbeien dan de “juni-dragers” en vragen wel iets meer aandacht in de gewasverzorging.

  • eerste bloemtrossen moeten worden verwijderd zodat de plant zich beter kan ontwikkelen;
  • uitlopers moeten worden afgeknipt en verwijderd;
  • overtollig blad verwijderen.

Zijn aardbeien gezond voor ons lichaam????

Wie verheugt er zich niet op; aardbeien of ander genoemd “de zomerkoninkjes”; wij zijn er toch bijna allemaal dol op. Lekker op brood, door de yoghurt of door een smoothie. Maar hoe gezond is het zomerkoninkje eigenlijk?

Aardbeien bevatten:
1.Weinig calorieën.

Een lekker bakje vol aardbeien (100 gram) is maar 35 calorieën.  Aardbeien passen dus zeker in een caloriearm dieet. De kleurstof die in de aardbei zit, gaan de ongezonde stoffen in het lichaam te lijf. Blijf dus vooral aardbeien eten!

2. Veel vitamine C.

In 100 gram aardbeien zit al 60 mg vitamine C. Deze schijnvrucht bevat na de kiwi de meeste vitamine C van de fruitsoorten. Vitamine C zorgt voor een betere weerstand, is goed voor je haar en huid en gaat verkoudheid tegen.

3. Een bron van kalium.

De aardbei is een bron van kalium. Kalium is goed voor je gezondheid en werkt bloeddrukverlagend, cholesterolverlagend, waterafdrijvend, libidoverhogend en nog veel meer… Daarnaast is een belangrijk voordeel van kalium dat het zorgt voor een goede spiersamentrekking en geleiding van de zenuwprikkels.

4. Veel foliumzuur.

Foliumzuur is ook te vinden in de aardbei en is goed voor zwangere vrouwen. Daarnaast is het erg goed voor de aanmaak van cellen en de bloedvorming.

5. Bescherming van maag tegen alcohol.

Uit onderzoek is gebleken dat aardbeien het slijmvlies van de maag beschermen. Dit heeft tot gevolg dat het de schadelijke effecten van alcohol op de maag vermindert. Maar waarschijnlijk voorkomt het regelmatig eten van aardbeien ook maagzweren.

En valt er dan alleen maar goeds over aardbeien te vermelden????????

Onderstaand zo maar een willekeurige greep uit de vele artikelen en geschriften over aardbeien.

“Als het gaat om de titel meest ongezonde stukje fruit, lijkt de appel door de aardbei van zijn troon te zijn gestoten. En dat heeft helemaal niets met het fruit zelf van doen, maar met de bestrijdingsmiddelen die eraan kleven – of met de ‘gewasbescherming’ zoals het netjes door de ‘biotechnologische multinationals’ wordt omschreven.

Wat is er namelijk aan de hand? De aardbei bevat soms een pesticidecocktail van wel vijf verschillende bestrijdingsmiddelen(!), die de consument in zijn mond stopt”.

“Over het algemeen is het niet zo best gesteld met het gebruik van bestrijdingsmiddelen voor gewassen. Milieugroep PAN (Pesticide Action Network) Europe meldde eind 2015 dat het gebruik in Nederland zelfs is toegenomen in plaats van afgenomen. In landen als Spanje is het gebruik zelfs verdubbeld”.

“Over de risico’s van de stapeling van deze pesticiden in het lichaam is nog niet veel bekend. Diverse fabrikanten (noot: namen zijn door mij weggelaten)  van pecticiden zouden de onderzoeken naar de gezondheidsrisico’s tegenwerken – dit is overigens niet bewezen. Wel zijn onderzoekers steeds meer van mening dat er wel degelijk sprake is van een stapelingseffect in het lichaam bij een veelvuldige dosis pesticiden”.

artikel AD maart 2018. Aardbeien in supermarkten bevatten zes keer zoveel schadelijke stoffen als ander fruit. Uit steekproeven naar diverse soorten groenten en fruit die vorig jaar zijn genomen door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) blijkt dat elke aardbei is bespoten met gemiddeld zeven tot acht schadelijke stoffen.

“De toezichthouder greep niet in omdat de regels niet werden overschreden. Dat laat volgens deskundigen precies zien dat de regels niet kloppen en de consument niet is beschermd tegen inname van te veel schadelijke stoffen, zo schrijft dagblad Trouw “.

Volgens Muilerman werkt de NVWA dan ook met een ’totaal achterhaalde aanpak’. Dat je moet kijken naar de combinatie van stoffen ,,Daar is al dertig jaar wetenschappelijke consensus over.” De onderzoekers stellen verder vast dat de achterhaalde regels deels te wijten zijn aan lobbyisme vanuit de landbouwsector.

De stoffen waar het om draait zijn onder meer insecticiden en schimmelbestrijdingsmiddelen, zegt Muilerman. Het binnenkrijgen van die stoffen kan volgens hem op lange termijn leiden tot allerlei gezondheidsklachten zoals kanker, obesitas en Parkinson en bij ongeboren kinderen tot hersenschade.
De stoffen zitten vooral in aardbeien, maar ook in druiven en nectarines, aldus Muilerman. Hij stelt dat kinderen beter biologisch fruit kunnen eten.
De NVWA laat weten zich te houden aan de wettelijke Europese normen voor al deze stoffen. ,,We zien geen risico’s. Als we die wel zien, dan grijpen we in”, meldt een woordvoerder. Hij benadrukt dat de Europese normen voor deze stoffen heel streng zijn.

De Partij voor de Dieren wil een debat over de kwestie met minister Carola Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Dat laat Tweede Kamerlid Frank Wassenberg weten.

Noot mijnerzijds: pesticiden in fruit en groenten.

Als je bij de groenteboer staat, is het handig om te weten welke groente- en fruitsoorten het meest vervuild zijn en welke het minste:

meest vervuilde fruitsoorten

  • appel
  • perzik
  • nectarines
  • aardbeien
  • druiven

meest vervuilde groentesoorten

  • bleekselderij
  • komkommer
  • spinazie
  • paprika
  • cherry tomaten

Bovenstaande groente- en fruitsoorten bevatten meestal te veel pesticiden. Bij twijfel: kies Nederlandse groenten, die zijn het schoonst.

Aardbeiallergie.

Circa 1 à 2% van de bevolking kampt met een voedselallergie. Bij een aardbei-allergie reageert het lichaam op in principe ongevaarlijke stoffen door antilichamen aan te maken. Bij een aardbei-allergie zijn de zaadjes van de aardbei de boosdoener. Bij aardbeien zitten de zaadjes aan de buitenkant van de vrucht.

Symptomen aardbei-allergie.
De symptomen van een aardbei allergie zijn over het algemeen hetzelfde als die voor een voedselallergie. Je kunt onder andere last krijgen van:

Jeuk aan de huid
Blaren op lippen en gehemelte
Opgezwollen keel
Huidbultjes
Darmklachten

De symptomen van een aardbei-allergie kunnen verschillen van persoon tot persoon en de mate van de klachten zijn ook verschillend. Zo kan de één een beetje last krijgen wanneer de voedingsstoffen per ongeluk genuttigd worden, maar kan het voor de ander dodelijk zijn.

Tot zover enkele artikelen.

Bovenstaand werd al melding gemaakt van het gebruik van pesticiden bij de aardbeienteelt en de (mogelijke) invloed daarvan op het menselijk lichaam.

In deze website heb ik op het onderdeel “Domaine du Renard” (=druiventeelt en verwerking hiervan tot wijn) op meerdere onderdelen melding gemaakt van het ruime gebruik van chemische en biologische bestrijdingsmiddelen in de wijnbouw en de invloed daarvan op de mens, natuur, milieu en bodemleven. Zoals vermeld wordt 60 % van de in de Europese landbouw gebruikte chemische bestrijdingsmiddelen aangewend in de wijnbouw en dat terwijl deze sector slechts 5% van de totale landbouwoppervlakte voor zijn rekening neemt. Buitensporig dus.

Er is echter ook een enorme vraag naar aardbeien, zelfs in perioden dat er in Nederland nog geen aardbeien beschikbaar zijn uit de kassen.

De kern van het probleem mbt het bovenmatig gebruik van gewasbeschermingsmiddelen bij de teelt van aardbeien laat zich gemakkelijk duiden.

Aardbeien zijn ontvankelijk voor schimmelvorming en rotting, met name onder vochtige en koude omstandigheden; de ene soort is hiervoor ontvankelijker dan de andere. Verder is de aardbei gevoelig voor “drukplekken” , met name tijdens de pluk, transport en opslag. Een kuil in de weg of oneffen wegen, een scherpe bocht; fors remmen, oplopende temperaturen etc….; het ligt voor de hand dat aardbeien bij aanvoer naar de veiling, vervoer naar de groothandel en transport over grotere afstanden (met name uit het buitenland) hier extra gevoelig voor zijn.  Schimmel, afwijkende kleuren als gevolg van drukplekken en aangevreten vruchten zijn niet echt ondersteunend bij een te maken keuze. Bovendien zijn slakken en andere belagers geen genodigde gasten bij de aardbeienteelt. Verder moeten ook ziekten / plagen van de aardbeiplant worden bestreden. Dit vraagt om een cocktail van bestrijdingsmiddelen. Probleem hierbij is dat elke bestrijdingsmiddel een wachttijd kent tussen het moment van bespuiting en consumptie en reageren verder de verschillende pesticiden ook nog op elkaar. Hieraan gekoppeld is het gegeven dat een potentiële consument in de supermarkt / winkel allereerst kijkt of de aangeboden aardbeien er fris, rijp en oogstrelend uitzien. En veelal laat de klant aangetaste of minder fris en/of mooi ogende aardbeien “links liggen”. Producenten en winkeliers zijn dus vrijwel “verplicht” mooi en fris uitziende aardbeien in de schappen te leggen. We krijgen dus het product waarom de klanten vragen en kijken veelal de andere kant op of drukken de oren dicht als op een transparante wijze wordt gecommuniceerd over de toegepaste cocktail(s) aan bespuitingen.

Eén voorbeeld.

Onderstaande gekleurde tekst is overgenomen uit de productinformatie van het product “Teldor” van producent Bayer ( zie internet ).

Teldor heeft een preventieve contactwerking tegen Botrytis cinerea en Monilia fructigena. De actieve stof verstoort de uitgroei van de kiembuis van de schimmelsporen en remt de verdere uitgroei van het mycelium (fungistatisch effect). Teldor bezit een zeer goede nawerking.

In het zelfde productinformatie-overzicht van de producent tref ik echter de volgende gebruikswaarden aan:

  • DRUIVEN: gebruik: 0,8 kg per ha; wachttijd 21 dagen.
  • AARDBEIEN: gebruik 1,5 kg per ha; wachttijd 1 dag (productieveld).            
  • GEBRUIK EN GEBRUIKSDOSISSEN VOLGENS DE PRODUCENT VAN TELDOR (zie onderstaand overzicht).
  •                                                                                  

Opmerking mijnerzijds:

Als druiventrossen tegen schimmel worden gespoten, moet 0,8 kg Teldor per ha, moet 21 dagen na de bespuiting worden gewacht om de druiven te oogsten. Als aardbeien met Teldor worden bespoten tegen schimmel, moet 1,5 kg per ha worden gebruikt en moet slechts 1 dag na de bespuiting worden gewacht om de aardbeien te oogsten.

Ik denk dat bovenstaande weinig toelichting behoeft, maar wel de nodige vraagtekens oproept. Hetzelfde middel in een hogere dosering Teldor en een wachttijd van slechts 1 dag bij aardbeien, terwijl bij druiven met een lagere dosering Teldor 21 dagen moet worden gewacht alvorens mag worden geoogst. Ik, maar overigens ook 2 bevraagde leveranciers van Teldor, kunnen dit aan niemand uitleggen.

Daaraan toegevoegd dat het gebruikte gewasbeschermingsmiddel bij appel, nectarine, perzik, druiven en aardbeien gemakkelijker door de buitenkant/schil doordringt naar de vrucht. Hierdoor heeft het weinig zin deze vruchten goed te wassen alvorens ze worden geconsumeerd. Bij aardbeien zou dit immers ook nog leiden tot beschadiging van de buitenzijde van de vrucht. Aardbeien die een langere tijd in water hebben gestaan nodigen verder ook niet meer tot consumptie uit.

Bovenstaande is mogelijk een prikkel om op een zonnig plekje in de tuin  enkele aardbeiplantjes te planten. Natuurlijk is dat ook mogelijk in enkele ruime potten op een zonnig / beschut plekje op het balkon, met waakzaamheid voor voldoende vocht en voeding.

Het bewaren van aardbeien.   

  • het kroontje moet erop blijven zitten;
  • onafgedekt bewaren in de koelkast;
  • aardbeien kun je trouwens ook heel makkelijk invriezen (dan zijn ze 8-12 maanden houdbaar).

Jam en afgekookte vruchtenmoes voor de pudding en yoghurt.

Van mijn eigen onbespoten aardbeien ( Florence en Lambada) maak ik jam met 1:3 suiker en vruchtenmoes voor in de pudding en yoghurt.

b. AALBESSEN.

Praktische tips aalbessen kweken.
Aalbessen – ook wel trosbessen genoemd -zijn verkrijgbaar als rode, witte en vrij recent ook als roze bessen. Witte bessen zijn iets aromatischer en minder zuur van smaak dan rode bessen en daardoor wat lekkerder om zo te eten; gelijk als bij het eten van een Hollandse nieuwe – met de besjes nog aan het steeltje – in de mond laten zakken; lippen sluiten en het steeltje uit de mond trekken. Toch hebben de vogels (indien niet afgedekt met netten) meer interesse voor de rode bessen; vermoedelijk aangetrokken door de fel rode kleur.

De witte bessen zijn wel wat gevoeliger. Zwarte bessen heb ik niet aangeplant omdat je er in de verwerking minder mee kunt doen. Er kan wel wijn van worden gemaakt; maar uit ervaring weet ik dat deze enige jaren moet rijpen om een milde afdronk te verkrijgen. Mixen met rode bessen verkort de rijpingstijd.

Alhoewel de planten zelf bestuivend zijn, is het toch beter als er soortgenoten in de buurt staan. Niet elke rode bes is hetzelfde; je kunt kiezen uit verschillende rassen die op verschillende momenten vruchten geven.  dus ook een hele reeks rode bessenstruiken planten (op een afstand van 2 meter van elkaar) en zo langere tijd oogsten. Vroege rassen zijn vanaf juni rijp, van late rassen kun je tot begin augustus eten.

Beste planttijd: De aalbes is een winterharde plant die het best in de herfst kan worden geplant.

Plant aalbessen net iets dieper in de grond dan normaal. Je kunt kale 1-jarige planten kopen (takken met wortel uit de volle grond), of planten in pot. Planten in pot kun je in principe het hele jaar planten, maar het najaar en de vroege winter hebben de voorkeur (de grond is dan nog lichtwarm van de zomer en herfst en de planten gaan in rust de grond in). Kale planten met wortel moeten altijd in de winter (in rusttijd) worden geplant. Als je de planten iets dieper dan normaal plant kunnen er een paar goede gesteltakken uit de grond komen. Plant je ze ondiep, dan krijg je vaak maar 1 of 2 gesteltakken, plant je juist te diep – dan krijg je weer teveel gesteltakken. Een aantal van 4 of maximaal 5 gesteltakken per plant is het beste aantal.

Beste standplaats: zowel zon als halfschaduw.

Bloei: afhankelijk van de variëteit: rond april met kleine vrij onbetekenende bloempjes  Ze zijn eenhuizig; één plant is voldoende voor het verkrijgen van een oogst want de struik kan zichzelf bestuiven en wordt tevens bestoven door insecten. De oogst volgt rond juli, ook weer afhankelijk van de variëteit.

Bodem en bemesting. Aalbessen hebben een lichte voorkeur voor zanderige grond die niet te kalkrijk is. Zelf heb ik jarenlange ervaring dat aalbessen ook prima gedijen op bewerkte kleigrond. Zorg daarbij voor veel humus met daardoor een goede structuur, een goede vochtvasthoudendheid maar ook een goede afwatering. Het plantgat heb ik gemengd met potgrond. Zeker geen verse mest, stalmest of bemeste tuinaarde gebruiken; het is scherp en kan de kleinere wortels beschadigen.

Ook oudere struiken hebben niet veel voeding nodig; te veel stikstofrijke mest zorgt voor te veel groei en dat gaat te koste van de opbrengst. Aalbessen stellen wel een kaliumgift op prijs, als voeding kun je wat koemestkorrels geven. Het toedienen van  bloedmeel of andere rijke meststoffen wordt ontraden.

Snoei: na de oogst. Houd 8-10 loten over in leeftijd variërend van 1 tot maximaal 4 jaar. Bij zwarte bessen mag je de takken die vrucht hebben gedragen in de herfst diep wegsnoeien.

Goede rassen:

rode bessen:

  • Jonkheer van Tets: vroeg (begin tot half juli), prima opbrengst, goede smaak, vrij grote bessen.
  • Red Lake: middelvroeg (half juli tot eind juli), goede oogst, stevige grote bessen.
  • Rovada: middelvroeg, goede smaak, goede opbrengst.
  • Rondom: vrij laat (eind juli tot in augustus), vrij zuur, goede opbrengst.
  • Verder zijn er nog rassen als Roland, Rotet, Rosetta, Stanza, Heineman Rote Spatlase, Junifer, etc.

Jonkheer van Tets en Rovada hebben mijn duidelijke voorkeur.

witte bessen:

  • Blanka: middelvroeg (eind juli), vrij zuur, grote opbrengst.
  • Albatros: vroeg (half juli), lange trossen, zeer goede smaak.
  • Zitavia: middelvroeg (juli), grote rossen, mildzure smaak, goede opbrengst.
  • Verder zijn er nog rassen als Primus, Bar-le-Duc, Witte Parel.

Albatros heeft mijn voorkeur.

roze bessen:

  • Gloire des Sablons: vrij vroeg (half juli), mooie roze bessen, goede smaak.
  • Pink Champagne: middelvroeg, mooie kleur, goede smaak

Geen ervaring / is niet door mij aangeplant.

Snoeien van aalbessen.

Dit varieert voor de vroege en late rassen. Op internet worden hier duidelijke richtlijnen voor gegeven.

c. JOSTABES.

Plant: De jostabes is een Duitse kruising tussen de zwarte bes en de kruisbes (JOhannesbeere / STAchelbeere).  Het is een losse struik met lange sliertige takken die twee meter lang kunnen worden. De struik is niet gestekeld . De grootte van de bessen ligt tussen kruisbes en zwarte bes.

Ziekten/plagen: De jostabes heeft ook weinig last van ziekten en plagen en dat in tegenstelling tot de kruisbes waarvan veel rassen gevoelig zijn voor meeldauw. De jostabes is een sterke en gezonde plant: resistent tegen roest, meeldauw en andere ziektes.

Smaak: De smaak neigt wat meer naar zwarte bes dan naar kruisbes.

Groei: Door de lengte van de takken buigen deze – vooral bij het dragen van de vruchten – gemakkelijk met de top naar de bodem en vormen daar wortels, die vervolgens weer uitgroeit tot een nieuwe plant. Dat geldt ook voor bodemscheuten die de grond raken. De plant breidt zich zodoende binnen enkele jaren gemakkelijk uit. Scheuten / nieuwe planten kunnen in het najaar worden uitgegraven / verplant.

Vruchten beschermen met vogelnet: Vogels lusten deze bessen graag; afdekken met een vogelnet is gewenst.

Snoeien: De plant houdt er niet van drastisch te worden gesnoeid. Geeft dan het jaar volgend beduidend minder opbrengst.

Bemesting: in het voorjaar( maart-april); lage stikstof, wel hogere kalibemesting. Zelf gebruik ik voor alle fruitaanplant DCM mix 2 in granulaatvorm (= korrel) NPK 7-6-12 en 4 MgO (= natuurlijke bemesting).

Verwerken van de vrucht.

Door mij wordt de gehele oogst verwerkt tot ingedikt sap. Vruchten met laagje water in een grote ketel aan de kook brengen en ongeveer 15 minuten zachtjes laten door doorkoken; wel af en toe doorroeren met een houten lepel. Via een zeef worden de gekookte vruchten ontdaan van de pitjes. Heb hiervoor een zeef met houten roller aangeschaft, die kan worden rondgedraaid. Uiteindelijk blijven alleen de pitjes over. Het is de bedoeling dat ook de velletjes worden “doorgedraaid”. Uiteindelijk ontstaat er een massa lijkend op de structuur van magere yoghurt.

Ingedikt sap wordt opnieuw op 100 graden C gebracht en in gesteriliseerde jampotjes afgevuld tot enkele centimeters onder de rand. Potjes omkeren en laten afkoelen. De inhoud van één jampotje wordt ’s winters in een sapkan van 1 liter gedaan en aangevuld met jus d’orange ( kan uit een pak, maar vers geperst is natuurlijk nog lekkerder).

Dit is werkelijk een godendrank en alle werk om het concentraat te maken wordt vergeten bij het drinken van deze homemade vruchtendrank. En ook nog super gezond want deze vrucht heeft veel antioxidanten en vitaminen. Dit is onze apotheker. Goed gekoeld is deze drank ook bij warm weer verfrissend.

ad d. BLAUWE BES ( Vaccinium corymbosum)

De blauwe bes is familie van de bosbes (Vaccinium myrtillus).                                                                   De struik wordt één tot anderhalve meter hoog. Te koop in vele variëteiten en soorten (smaak en dikte bes).

De blauwe bes is een winterharde heester die in april-mei bloeit met witgroene bloempjes. Deze zijn éénhuizig, hetgeen betekent dat in 1 bloempje zowel de mannelijke meeldraden als de vrouwelijke stamper zitten. Ze worden bestoven door insecten. Je hebt dus aan 1 struik voldoende om bessen te oogsten, al levert kruisbestuiving met andere blauwe bessenstruiken in de nabijheid meer bessen op. Er is ook een beperkt aantal rassen dat wel een bestuiver in de buurt nodig heeft. Als je een dergelijk ras koopt, wordt dat altijd afzonderlijk vermeld. De wit- roze bloeitrossen verschijnen in mei.

De oogst van de donkerblauwe bessen is in juli-augustus-september, ook weer afhankelijk van de soort. Ook zijn er rassen die vroeg, middelvroeg of laat zijn; bovendien zijn ook smaakverschillen, varianten in besgrootte en ziektebestendigheid.

Er zijn verschillende cultivars van zeer vroeg tot laat rijpend:

  • zeer vroeg rijpend / half juli: Bluetta;
  • middentijds / eind juli: Bluecropp;
  • zeer laat / half augustus: Elliot.

De bessen rijpen niet allemaal op hetzelfde moment; verschillende keren plukken dus.                         Ook bij vele tuinvogels staan deze bessen op het menu. Vanaf juli is het verstandig om de planten met een vogelnet beschermen.
Controleer de struik in het voorjaar ook op de spannerrupsen. Deze rupsen zijn vooral verzot op de bloemen van de blauwe bes; ze zijn gemakkelijk handmatig verwijderen.

SPANNERRUPS

De blauwe bes gedijt het best in zure grond.

Alvorens te planten is het noodzakelijk een groot plantgat ( 50 X 50 CM EN 50 CM DIEP) te graven en dit met zure materialen zoals turf, boomschors en humus te vullen. Eenmaal de blauwe bes is geplant kan je ook humus en schors aan de voet van de plant aanbrengen, dit voorkomt de groei van onkruid en houdt de grond vochtig en zuur. De plant verkiest ook een standplaats in volle zon en verkleurt prachtig rood in de herfstmaanden.

Blauwe bessen snoeien doe je best in het vroege voorjaar, dode en zwakke scheuten kunnen worden verwijderd en na het vierde jaar kan je oude takken vlakbij de grond wegsnijden om de struik te verjongen.
In het voorjaar kan je ook bemesten, hiervoor kan je meststof voor rododendrons gebruiken.
De zomerperiode is de oogstperiode, de bessen zijn het zoetst als ze volledig gekleurd en nog drie dagen aan de struik blijven hangen. Dan komen ze ook het makkelijks van de struik af tijdens het plukken. In een ondiepe schaal en gekoeld kunnen ze een week bewaard worden. Wil je ze langer conserveren dan kan je de bessen invriezen.

Vochtregulatie: IS BIJ DE BLAUWE BES VAN HET GROOTSTE BELANG.

De plant mag geen watergebrek hebben. Kraanwater is absoluut uit den bozen omdat kraanwater pH-neutraal is (pH 7) en blauwe bessen een zure (= lage pH-waarde nodig hebben). Regenwater heeft doorgaans een pH-waarde van 5,5 (= is dus zuur). Opsparen van regenwater is dus een absolute noodzaak.

  • Beschermen tegen vogelvraat: Blauwe bessen zijn bij rijping van de vrucht een delicatesse voor vogels. Afschermen met fijnmazige vogelnetten is dus noodzakelijk.

Blauwe bessen zijn supergezond !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

ad e. RABARBER.   

Rabarber zou in geen enkele tuin mogen ontbreken. Het is een sierlijke plant die ook nog eens een heerlijk en gezond product voortbrengt.

Bloemsteel die -indien geteeld voor consumptie – moet worden verwijderd, tenzij de plant als siergewas in de tuin wordt gekweekt.

Rabarber is een overblijvende plant. Het gewas is kruisbestuivend, zodat vermeerdering via zaden geen raszuiver gewas voortbrengt, maar een mengelmoes van verschillende typen.

De laatste jaren zijn echter rassen ontwikkeld die zowel op gebied van smaak, kleur als suikergehalte opmerkelijk beter scoren. Om soortechte en hoog kwalitatieve planten te vermeerderen wordt hoofdzakelijk uitgegaan van vegetatieve vermeerdering via wortelstokken.

De grond / bemesting.

Rabarber groeit gemakkelijk en op praktisch elke grondsoort, mits deze voldoende vochtig en goed doorwortelbaar is. Een goede structuur met hoog humusgehalte is zeer gunstig. Een rabarberplant is de veelvraat van de tuin wat bemesting betreft. Het inwerken van een hoeveelheid verteerde stalmest in de wortelzone is bij het planten dan ook aan te raden. Rabarber vraagt om een samengestelde meststof  die zorgt voor vlezige saprijke stengels. Zelf bemest ik de plant tweemaal per jaar (DCM mix2) ; eind maart en begin juli.

Het planttijdstip.

De meest geschikte plantperiode is van half februari tot eind april, dus vóór de aanvang van de groeiperiode. Door het gebruik van containerplanten kan er echter zonder problemen geplant worden van half augustus tot eind mei.

De plantafstand en plantdiepte.

Een goed ontwikkelde plant neemt gemakkelijk 1 m2 in beslag. De plantdiepte bedraagt ca. 5 cm.

Mineralen en vitamines.

Rabarber is een groente en geen fruit, als zou je al snel anders denken omdat het bijna altijd wordt verwerkt tot compote of zoete nagerechten. Ook bevat het veel vitamines en mineralen, waaronder magnesium, kalium, wat calcium, B-vitamines en vitamine C en K. Ook is rabarber een goede bron van vezels. Met 24% van de ADH (aanbevolen dagelijkse hoeveelheid) is rabarber naast boerenkool een goede leverancier van vitamine K. Deze vitamine is goed voor de hersenen, omdat het de degeneratie van de hersenen stop kan zitten. Ook bevat rabarber een goede hoeveelheid vitamine C met 13% van de ADH.

Ontstekingsremmende werking.

Nog een eigenschap die rabarber bezit is zijn ontstekingsremmende werking door de stof amou-emodine. Dit blijkt uit Chinees wetenschappelijk onderzoek. In de Chinese geneeskunde wordt rabarber daarom zelfs als natuurmedicijn voorgeschreven. Ook blijkt uit onderzoek dat rabarber de aanmaak van macofagen stimuleert, stoffen die belangrijk zijn voor ons immuunsysteem.

Weinig calorieën

Je hoeft je bij rabarber niet druk te maken over de calorieën. 100 gram rauwe rabarber bevat ongeveer 23 kcal. Maak je er een moes van met suiker, dan wordt het natuurlijk iets ongezonder.

Aanbevelingen.                                                                                                                                               Het is aan te raden het 1e groeijaar na het planten niet te oogsten. Na één à twee jaar worden alle rabarberrassen intenser rood van kleur. De grondsoort, het klimaat en ook de zuurtegraad hebben invloed op het suikergehalte van de rabarberstelen.

Geef na vijf à zes jaar de rabarberplanten een andere standplaats, waar eerder geen rabarber heeft gestaan. Door de wortelstok te scheuren wordt de plant verjongd en verhoogt de vitaliteit en het productievermogen.

Na 21 juni (= gelijk aan het einde van de oogst van asperges) ; anderen zeggen 24 juni ( St. Jan) is het niet aan te raden nog rabarber te oogsten: a. omdat de plant behoorlijk wordt uitgeput;  b. het niveau aan oxaalzuur neemt dan explosief toe. Hoewel rabarber heerlijk is, mag je de groente niet te vaak eten vanwege het oxaalzuur. Dit zuur vermindert namelijk de opname van calcium. Om toch calcium op te kunnen nemen, werd vroeger regelmatig krijt toegevoegd tijdens het koken van rabarber.

Rassen.

Zelf geef ik de voorkeur aan frambozenrabarber die reeds vroeg in het jaar mooie krachtige rechte scheuten heeft. De rabarber is bij de bereiding tot moes donkerrood en vol van smaak. Tegenwoordig zijn er ook (hybride-variëteiten) die geen bloemstengel meer ontwikkelen.

BLOEMEN.

 

Zinnia’s.

Verder wordt de groentetuin omgeven door eigen geteelde bloemen; hoofdzakelijk veelkleurige grootbloemige zinnia’s, die tot de eerste vorst een veelvoud van kleur geven aan de tuin. Geregeld wordt ook een bosje mee naar huis genomen voor de vaas; zijn dankbare snijbloemen.

ZINNIA’S

Zinnia’s kunnen zowel in de volle grond worden uitgezaaid maar ook thuis in een zaaibakje en als jonge plantje worden opgepot en later ter plaatse worden uitgeplant. Zelf heb ik de laatste 2 jaar de voorkeur gegeven aan de laatste methode omdat bij uitzaai in de volle grond de slakken en vogels zich te goed deden aan de jonge plantjes. Ook bij aanhoudend koud en nat weer wilde het kiemen van de zaadjes niet echt vlotten.  Oppotten is weliswaar veel meer werk; succes is echter wel gegarandeerd. De derde week van maart 2018 heb ik een bak van 40 x 30 cm x 10 cm hoog ingezaaid; 3/4 deel potgrond en 1/4 deel scherpe zand. Zaad iets met vermengde potgrond bedekken en vochtig houden. Bak strak bedekken met een oude krant en in de buurt van de C.V. plaatsen, Na 2-3 dagen verschijnen de eerste plantjes. Krant verwijderen en grond vochtig houden. Indien plaatsing bij raam, bak geregeld omkeren zodat plant niet sterk naar het licht groeien. Zelf plaats ik na een dag of 10 de bak in een buitenserre; tenminste als het niet vriest. Geregeld luchten en vochtig houden.

Voor het buiten uitplanten, de in potjes gewortelde planten buiten goed afharden. Ook ’s nachts buiten laten staan; let wel op voor de nachten met nachtvorst.

Een andere dankbare bloem is de “duizendschoon”. Kan me zelfs herinneren dat mijn grootouders deze bloem altijd in hun tuin hadden staan en deze plukten voor in de vaas. Dit is een zeer dankbare bloem.

Duizendschoon.

Tot voor kort was dit een tweejarige plant/bloem. D.w.z. dat eerst het jaar volgende op het zaaien, de plant bloemen voortbracht. Vrij recent is er een hybride-variëteit ( F-1) die reeds in het zaaijaar (mits tijdig gezaaid) bloemen voort brengt.

Duizendschoon